ECLI:NL:PHR:2017:846

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
31 augustus 2017
Zaaknummer
15/05673
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid in hoger beroep bij onvolkomenheid in schriftelijke volmacht

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep, waarbij de schriftelijke volmacht die door de advocaat aan een griffiemedewerker was gegeven, niet voldeed aan de wettelijke eisen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere arresten over de eisen waaraan een schriftelijke volmacht moet voldoen. De verdachte was niet verschenen op de zitting en zijn raadsman had ook geen grieven ingediend. Het hof had de verdachte niet mogen ontvangen in het hoger beroep, omdat de schriftelijke volmacht niet aan de eisen voldeed. De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, ondanks dat de advocaat een middel van cassatie had voorgesteld. De zaak betreft een eerdere veroordeling van de verdachte door het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarvoor hij een gevangenisstraf van vijf maanden had gekregen. De advocaat van de verdachte had een akte ingediend om hoger beroep in te stellen, maar deze volmacht voldeed niet aan de vereisten van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeert dat het hof had moeten onderzoeken of de verdachte de wens had om hoger beroep in te stellen, maar dit is niet gebeurd. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de zaak moet worden terugverwezen naar het gerechtshof voor nader feitelijk onderzoek.

Conclusie

Nr. 15/05673
Zitting: 20 juni 2017
Mr. A.E. Harteveld
Conclusie inzake:
[verdachte]
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de verdachte bij arrest van 28 augustus 2015 wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek.
Namens de verdachte is cassatieberoep ingesteld. Hiertoe heeft mr. R.J. van Eenennaam, advocaat te 's-Gravenhage, één middel van cassatie voorgesteld.
Het
middel
3.1. Het middel richt zich tegen de ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep.
3.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft het hof over de ontvankelijkheid van het ingestelde beroep het volgende overwogen:
“De verdachte genaamd:
[verdachte],
geboren te 0000 (geboorteplaats/land onbekend) op [geboortedatum] 1982, wonende te [woonplaats],
is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
(…)
De raadsman van verdachte mr. J. Looman, advocaat te ’s-Gravenhage, is evenmin ter terechtzitting verschenen.
(…)
De voorzitter deelt mede:
De dagvaarding is op correcte wijze betekend. De raadsman van verdachte heeft naar het hof gebeld dat hij met autopech langs de weg staat. Hij verklaarde niet gemachtigd te zijn en niet om aanhouding te verzoeken.
De advocaat-generaal vordert dat het hof verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep wegens het niet indienen van grieven.
Na kort beraad deelt de voorzitter mede dat het hof, ondanks het ontbreken van grieven, van oordeel is dat de zaak inhoudelijk behandeld dient te worden. Het hof verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte.”
3.3. Bij de stukken van het geding bevindt zich een door de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, te Middelburg, ondertekende “akte instellen hoger beroep”, met als inhoud:
“Op 24 november 2014 kwam ter griffie van deze rechtbank, locatie Middelburg, [betrokkene 1], griffiemedewerkster bij deze rechtbank, die daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte brief welke dient te worden beschouwd als een bijzondere volmacht - verklaarde namens
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te Land onbekend
wonende te [woonplaats]
hoger beroep in te stellen tegen het eindvonnis, door de politierechter in deze rechtbank, locatie Middelburg, op 19 november 2014 gewezen.
Aan de comparant is meegedeeld, dat de verdachte bevoegd is toevoeging van een raadsman te verzoeken.”
3.4. Aan de akte instellen hoger beroep is gehecht een faxbericht van 24 november 2014, gericht aan de strafgriffie van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, met als inhoud:
“Geachte heer, mevrouw,
In opgemelde zaak bericht ik u namens cliënt, [verdachte], wonende te [woonplaats] een de [a-straat 1], voor zover noodzakelijk stel ik mij als raadsman.
Conform het bepaalde in de artikelen 449 lid 2, 450 en 451 Sv machtig ik als gemachtigd raadsman van [betrokkene 2] een griffiemedewerk(st)er van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, sector strafrecht, om een akte op te maken als bedoeld in artikel 451 Sv ten behoeve van het instellen van hoger beroep tegen het vonnis d.d. 19 november 2014 welke is gewezen door de Politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg.
Ik verzoek u deze akte, gelet op de termijn, zo mogelijk heden op te maken. Graag zie ik een afschrift van de akte gaarne tegemoet.
Bij voorbaat dankend.
Met vriendelijke groet,
Mr. S.J. Nijssen ”
3.5. Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Art. 450 lid 1 onder a Sv bepaalt dat het aanwenden van rechtsmiddelen, zoals bedoeld in art. 449 Sv, ook kan geschieden door tussenkomst van een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het rechtsmiddel aanwendt bepaaldelijk is gevolmachtigd. Die bijzondere volmacht mag schriftelijk aan een griffiemedewerker worden gegeven. [1] In zijn uitspraak van 26 januari 2016 heeft de Hoge Raad de aan die schriftelijke volmacht gestelde eisen (wederom) uiteengezet en samengevat. Deze eisen houden in:
“2.3.1.
In voormeld arrest zijn eisen geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen dient te voldoen. Zo moet die volmacht inhouden:
(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Die eisen dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Gelet op deze ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, is in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de verdachte noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, daarom in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet.
Gelet op diezelfde ratio bestaat evenwel onvoldoende grond voor de niet-ontvankelijkverklaring van het appel op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de hiervoor onder (i) genoemde voorwaarde ingeval ter terechtzitting in hoger beroep wel de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen, zodat dat verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426), en evenmin op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden ingeval de verdachte dan wel een op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, aangezien het belang dat met die voorwaarden is gediend, in zo een geval niet is geschaad, zodat het verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 22 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8357, NJ 2013/75).” [2]
3.6. De volmacht die is gericht aan de griffiemedewerker vermeldt als persoon door wie de advocaat is gevolmachtigd “[betrokkene 2]” en niet de verdachte. De toelichting op het middel stelt dat dit een andere cliënt van mr. S.J. Nijssen betreft. Door de vermelding van [betrokkene 2] valt – hoewel onwaarschijnlijk – niet uit te sluiten dat werd beoogd voor deze gestelde andere cliënt hoger beroep in te stellen. Maar hoe dan ook volgt uit die vermelding niet dat de advocaat in de onderhavige zaak door de verdachte bepaaldelijk was gevolmachtigd om hoger beroep in te stellen. Hieruit volgt weer dat, zo leg ik het hierboven onder 3.5 weergegeven kader van de Hoge Raad uit - het hof gehouden was te onderzoeken of de verdachte – zijnde in de aanhef van de volmacht genoemde persoon - de wens had hoger beroep in te stellen. [3] Bovendien is de schriftelijke volmacht niet opgesteld conform de eisen van art. 450 Sv, nu de volmacht niet vermeldt dat de raadsman
bepaaldelijkis ge
volmachtigd. Daarbij zij vermeld dat die strikte formuleringseis in latere rechtspraak ietwat is genuanceerd. Zie HR 18 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6670, waarin de Hoge Raad “uitdrukkelijk gevolmachtigd” verstond als” bepaaldelijk gevolmachtigd”. Het volledig ontbreken van (een versie van) “bepaaldelijk gevolmachtigd”, zoals in onderhavig geval, is echter wel fataal, zie o.m. HR 12 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0091.
3.7. Van een onderzoek naar de wens van de verdachte om hoger beroep in te stellen had het hof dus blijk moeten geven maar uit het bestreden arrest blijkt daarvan niet – en evenmin uit het proces-verbaal van de terechtzitting. Het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat de kwestie het hof is ontgaan waarbij echter wel valt aan te tekenen dat de raadsman van de verdachte, met autopech op weg naar het hof langs de weg staande, in die fase het hof niet ook hieromtrent heeft gealarmeerd. Maar het aannemen dat wellicht naar aanleiding daarvan het hof die tweede, op zich vreemde naamsvermelding als een (kennelijke) schrijffout heeft opgevat gaat ook wat ver. Hoe het ‘echt’ zit met de volmacht aanwending rechtsmiddel is dus vooralsnog een kwestie van speculatie en vergt daarom wat mij betreft enig nader feitelijk onderzoek door de rechter na terugwijzing.
3.8. Het middel slaagt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810.
2.HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:102.
3.Zie de conclusie van mijn ambtsgenoot Knigge (ECLI:NL:PHR:2009:BH7810) bij het arrest van 22 december 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BJ7810) onder punt 27: “Voor het instellen van zowel hoger beroep als cassatie geldt dat uit het schrijven van de advocaat voldoende duidelijk moet blijken dat het de bedoeling is dat een rechtsmiddel wordt aangewend, welk rechtsmiddel dat is en namens welke verdachte de advocaat optreedt. Belangrijk is ook dat expliciet vermeld wordt dat de advocaat door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd om het rechtsmiddel aan te (doen) wenden. Als het om het instellen van hoger beroep gaat, moet bovendien voldaan zijn aan de specifieke eisen die uit art.450 lid 3 Sv voortvloeien.” Zie tevens C.J.M. Corstens bewerkt door M.J. Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2014, p. 942-943.