In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep, waarbij de schriftelijke volmacht die door de advocaat aan een griffiemedewerker was gegeven, niet voldeed aan de wettelijke eisen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere arresten over de eisen waaraan een schriftelijke volmacht moet voldoen. De verdachte was niet verschenen op de zitting en zijn raadsman had ook geen grieven ingediend. Het hof had de verdachte niet mogen ontvangen in het hoger beroep, omdat de schriftelijke volmacht niet aan de eisen voldeed. De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, ondanks dat de advocaat een middel van cassatie had voorgesteld. De zaak betreft een eerdere veroordeling van de verdachte door het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarvoor hij een gevangenisstraf van vijf maanden had gekregen. De advocaat van de verdachte had een akte ingediend om hoger beroep in te stellen, maar deze volmacht voldeed niet aan de vereisten van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeert dat het hof had moeten onderzoeken of de verdachte de wens had om hoger beroep in te stellen, maar dit is niet gebeurd. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de zaak moet worden terugverwezen naar het gerechtshof voor nader feitelijk onderzoek.