ECLI:NL:HR:2012:BW4230
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.F. Groos
- Y. Buruma
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over opzet bij strafbare voorbereiding van explosieven
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van explosieve stoffen en het voorbereiden van een misdrijf dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De Hoge Raad oordeelde dat het opzet van de verdachte niet alleen gericht moest zijn op de brandstichting of ontploffing, maar ook op het voorzienbare gevaar dat deze handelingen met zich meebrachten. De Hoge Raad vernietigde de eerdere uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot veertien maanden en twee weken, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De zaak betrof de strafbare voorbereiding van een delict, waarbij de verdachte opzettelijk stoffen en voorwerpen had verworven die bestemd waren voor het begaan van een explosief misdrijf. De Hoge Raad bevestigde dat de bewezenverklaring van het Hof, gebaseerd op de aard van de voorhanden zijnde stoffen en de omstandigheden waaronder deze werden aangetroffen, niet onbegrijpelijk was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een redelijke wetsuitleg met betrekking tot het opzet van de verdachte in het kader van de strafbare voorbereiding van explosieven.