ECLI:NL:HR:2012:BV8959
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- C.H.W.M. Sterk
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Vermogensetikettering van onroerende zaak in het kader van inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die betrekking heeft op een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2000. De belanghebbende, die een landbouwonderneming dreef, had een onroerende zaak verkregen uit de nalatenschap van zijn schoonvader. Deze onroerende zaak, bestaande uit een boerderij met grond en opstallen, was toebedeeld aan zijn echtgenote. Belanghebbende gebruikte de stal en de omliggende grond voor zijn onderneming, maar had het woongedeelte onttrokken aan het ondernemingsvermogen en gerekend tot zijn privévermogen.
Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende zonder de grenzen der redelijkheid het woongedeelte tot zijn ondernemingsvermogen had mogen rekenen, gezien de omstandigheden waaronder de onroerende zaak was verkregen en het feit dat het woongedeelte zelfstandig rendabel was gemaakt door verhuur. De Hoge Raad bevestigde deze oordelen en oordeelde dat de klachten van belanghebbende faalden. De Hoge Raad benadrukte dat in gevallen waarin een belastingplichtige een landbouwbedrijf drijft, een voor belegging bestemd pand in het algemeen tot het privévermogen moet worden gerekend, tenzij er voldoende raakvlakken zijn met de bedrijfsuitoefening.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 29 juni 2012.