ECLI:NL:HR:2012:BV1401
Hoge Raad
- Cassatie
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Bepaling van het tijdstip voor pachtersvoordeel in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om de bepaling van het tijdstip waarop het pachtersvoordeel moet worden vastgesteld voor de inkomstenbelasting. De belanghebbende, die tot 6 november 2001 een akkerbouwbedrijf exploiteerde, had kavels gepacht van de Dienst Domeinen. In 1998 diende hij een aanvraag in voor de aankoop van deze kavels. De taxatie van de waarde van de kavels in verpachte staat vond plaats op 27 augustus 1998, waarna Domeinen op 4 februari 1999 een schriftelijk koopaanbod deed. Belanghebbende ondertekende dit aanbod op 22 februari 1999, en de levering vond plaats op 19 maart 1999.
De Rechtbank te Arnhem had de aanslag in de inkomstenbelasting verminderd, maar het Hof bevestigde deze uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat het pachtersvoordeel niet eerder kan worden aangemerkt als een waardeverandering dan op het moment van de koopovereenkomst, die op 23 februari 1999 werd gesloten. De Hoge Raad oordeelde dat het risico van waardeverandering pas op dat moment op de belanghebbende was overgegaan, en niet eerder, zoals door belanghebbende werd betoogd. De middelen van belanghebbende faalden, en de Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond.
De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 20 januari 2012.