1.10.Met levering van de gronden aan de derde heeft eiser zijn akkerbouwonderneming gestaakt.
2. In geschil is of het belastbaar inkomen uit werk en woning (BI w&w) bij de uitspraak op bezwaar op het juiste bedrag is vastgesteld.
3. Het geschil spitst zich toe op twee punten. Ten eerste de hoogte van de landbouwvrijstelling, en ten tweede het antwoord op de vraag of de landbouwvrijstelling ook van toepassing is op de waardeverandering van de bloot eigendom over de periode 28 augustus 1998 tot 24 december 2008.
4. Niet in geschil is dat de landbouwvrijstelling van toepassing is op de waardeaangroei van het recht van erfpacht tussen 28 augustus 1998 en 24 december 2008, alsmede van het bedrijfserf. Verder is niet in geschil dat de waardeaangroei van de bloot eigendom van de door [verzekeringsmaatschappij] aan eiser verpachte gronden in diezelfde periode € 162.879 bedraagt.
5. Eiser stelt primair dat de landbouwvrijstelling € 2.318.693 bedraagt. Daarbij gaat eiser er vanuit dat het in 1998 ontstane pachtersvoordeel (zie 1.3.) volledig door hem in 2008 gerealiseerd wordt. Eiser gaat er vanuit dat een deel van het door [verzekeringsmaatschappij] in het kader van de verkoop van de 42.66.03 hectare grond ontvangen bedrag een doorbetaling betreft met het karakter van financieringslast. Hij stelt dit gedeelte op € 1.217.585, zijnde het gedeelte van de verkoopsom van de 42.66.03 hectare dat [verzekeringsmaatschappij] toekwam ad € 1.943.525 -/- de prijs waarvoor dat gedeelte van de grond op de voet van artikel 23 van de akte van 28 augustus 1998 zou kunnen worden teruggekocht ad € 725.940. Eiser brengt dit bedrag direct in aftrek van zijn winst. Eiser berekent de landbouwvrijstelling als volgt (bedragen in euro’s):
Opbrengst:
Van 5.04.26 ha.
385
Van 42.66.03 ha.
3.308.500
3.693.500
AF: boekwaarde
767.273
Boekwinst
2.926.227
AF: pachtersvoordeel 5.04.26 ha.
63.178
AF: pachtersvoordeel 42.66.03 ha.
607.035
670.213
2.256.014
Kostenaftrek, 73.221 × (2.256.014/2.926.227)
56.451
2.119.563
Landbouwvrijstelling bedrijfserf
119.13
Landbouwvrijstelling TOTAAL
2.318.693
Aftrek doorbetaling aan [verzekeringsmaatschappij]
1.217.585
AF: reeds in aftrek gebrachte indexatie
160.189
1.057.396
Eiser heeft vervolgens zijn belastbare winst uit onderneming als volgt (opnieuw) berekend (bedragen in euro’s):
Winst volgens aangifte
2.095.932
Correctie ondergrond windturbine
118.365
Hogere boekwinst door meeropbrengst
1.129.745
af: aftrek doorbetaling aan [verzekeringsmaatschappij]
- 1.057.396
af: landbouwvrijstelling
- 2.318.693
In aftrek beperkte kosten en lasten
835
af: investeringsaftrek
- 7.040
af: ondernemersaftrek
Winst voor MKB-winstvrijstelling
- 24.172
MKB-winstvrijstelling 10%
2.417
Belaste winst uit onderneming
-21.755
Volgens eiser is de landbouwvrijstelling ook van toepassing op de waardeverandering van de bloot eigendom over de periode 28 augustus 1998 tot 24 december 2008, omdat hij 100% van het economisch belang bij de grond heeft behouden.
6. Eiser stelt subsidiair dat de landbouwvrijstelling (hoewel in zijn nader stuk berekend op € 1.403.570) € 1.405.565 bedraagt en het BI w&w € 529.681. Daarbij gaat eiser er vanuit dat het in 1998 ontstane pachtersvoordeel, voor zover dat toe te rekenen is aan de 42.66.03 hectare waarvan de meerwaarde gedeeld wordt met [verzekeringsmaatschappij] , voor niet meer dan 50% door hem gerealiseerd is. Eiser telt een bedrag van € 160.189 op bij het pachtersvoordeel. Dit betreft de correctie van de (vervallen) indexatie van de lening van [verzekeringsmaatschappij] . Ook hier gaat eiser er vanuit dat de landbouwvrijstelling ook van toepassing is op de waardeverandering van de bloot eigendom over de periode 28 augustus 1998 tot 24 december 2008. De berekening van de landbouwvrijstelling ziet er als volgt uit:
Opbrengst:
Van 5.04.26 ha.
385
Van 42.66.03 ha.
2.090.915
2.475.915
AF: boekwaarde
767.273
Boekwinst
1.708.642
AF: pachtersvoordeel 5.04.26 ha.
63.178
AF: pachtersvoordeel 42.66.03 ha.
303.517
366.695
1.341.947
Kostenaftrek, 73.221 × (1.341.947/1.708.642)
57.507
1.284.440
Landbouwvrijstelling bedrijfserf
119.13
Landbouwvrijstelling TOTAAL
1.403.570
Bijtelling aftrek indexatie
160.189
7. Verweerder stelt dat het BI w&w bij uitspraak op bezwaar op het juiste bedrag ad € 791.059 is vastgesteld en dat de landbouwvrijstelling € 1.115.145 bedraagt. De berekeningen daarvan zien er als volgt uit (bedragen in euro’s):
Winst volgens aangifte
2.095.932
Correctie ondergrond windturbine
118.365
af: landbouwvrijstelling
- 1.115.145
In aftrek beperkte kosten
835
af: investeringsaftrek
- 7.040
af: ondernemersaftrek / stakingsaftrek
- 8.042
af: MKB-winstvrijstelling
- 108.491
af: saldo eigen woning
- 22.123
af: premies inkomensvoorzieningen
- 163.232
Belastbaar inkomen uit werk en woning
791.059
Opbrengst bij verkoop
1.749.975
af: Aankoopprijs
- 767.273
Vrijval schuld [verzekeringsmaatschappij]
887
Bruto boekwinst
1.869.702
af: pachtersvoordeel
- 670.213
af: waardestijging bloot eigendom
- 162.879
Bruto vrijgesteld bedrag
1.036.610
Kostenaftrek (pro rata)
- 40.595
996.015
Landbouwvrijstelling bedrijfserf
119.13
Landbouwvrijstelling TOTAAL
1.115.145
8. Ten aanzien van het primaire standpunt van eiser stelt verweerder dat eiser niet de volledige opbrengst van de verkoop van de grond op 24 december 2008 (zie 1.9.) in zijn winst kan betrekken. Volgens de akte van levering levert eiser alleen het recht van erfpacht ten aanzien van de 42.66.03 hectare en de volle eigendom van 5.04.26 hectare. De opbrengst die daar aan toe te rekenen is bedraagt € 1.749.975. Het deel dat aan [verzekeringsmaatschappij] toekomt is geen aflossing, maar volgt uit de tussen eiser en [verzekeringsmaatschappij] in de onderhandse overeenkomst afgesproken verdeling van de opbrengst. Die onderhandse overeenkomst is geen financieringsovereenkomst, en het [verzekeringsmaatschappij] toekomende deel van de opbrengt is geen financieringslast. Dat eiser op grond van het Fagoed-arrest de op 28 augustus 1998 verrichte rechtshandelingen voor de bepaling van zijn jaarwinsten als financieringsovereenkomst heeft geduid maakt dat niet anders. Volgens verweerder is de landbouwvrijstelling niet van toepassing op de waardeverandering van de bloot eigendom over de periode 28 augustus 1998 tot 24 december 2008, omdat deze waardeverandering eiser niet volledig is aangegaan. Verweerder wijst daarbij op de uitspraak van gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden van 20 mei 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:4218). 9. Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van eiser stelt verweerder dat het pachtersvoordeel volledig door eiser gerealiseerd is. Eiser heeft bij de verkoop van de gronden een netto boekwinst behaald die groter is dan het ten tijde van de aankoop opgekomen pachtersvoordeel. Het pachtersvoordeel is daarom volledig gerealiseerd, aldus verweerder. Verweerder wijst hierbij op het arrest van de Hoge Raad van 13 april 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BU4827, BNB 2012/181). 10. Nu eiser een beroep op de landbouwvrijstelling doet, ligt het op zijn weg de door hem voorgestane hoogte daarvan aannemelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat hij daar niet in is geslaagd en overweegt daartoe als volgt.
11. Ten aanzien van het primaire standpunt van eiser.
12. De rechtbank is van oordeel dat – anders dan eiser stelt – het deel van de verkoopsom dat aan [verzekeringsmaatschappij] als (mede)verkoper toekwam niet als financieringslast aangemerkt kan worden. De rechtbank overweegt daartoe dat [verzekeringsmaatschappij] op grond van de onderhandse overeenkomst aanspraak op dat deel had en niet op grond van de (als erfpachtfinanciering geduide) overeenkomsten van verkoop, koop, levering en vestiging van het recht van erfpacht (zie 1.4.). Die onderhandse overeenkomst staat op zichzelf, en is geen deel van de in de akte van 28 augustus 1998 overeengekomen verkoop en levering van de grond met het voorbehouden recht van erfpacht. De in die nadere overeenkomst gemaakte afspraken staan ook haaks op de gekozen boekhoudkundige verwerking van het Fagoed-arrest. [verzekeringsmaatschappij] heeft ook rechtstreeks (via de derdenrekening van de notaris) van de koper het bedrag ontvangen dat haar in verband met de verkoop van de bloot eigendom van de grond toekwam. Voorts heeft eiser ter zitting verklaard dat de onderhandse overeenkomst tot doel had hem de mogelijkheid te geven met de onderneming te stoppen. Die optie had hij nodig omdat in 1998 nog onzeker was of zijn zoon te zijner tijd de onderneming over zou nemen. Ook gelet daarop kan niet gezegd worden dat de uit de onderhandse overeenkomst voortvloeiende verdeling van de opbrengst het karakter van een financieringslast heeft.
13. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank het primaire standpunt van eiser niet.
Het subsidiaire standpunt
14. Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van eiser overweegt de rechtbank als volgt.
15. Kern van het geschil bij dit standpunt is of eiser het pachtersvoordeel volledig heeft gerealiseerd. Vast staat dat eiser bij de aankoop van het perceel grond van 47.79.79 hectare van Domeinen in 1998 een pachtervoordeel heeft verkregen van € 670.213 (zie 1.3.). Verweerder stelt dat bij de verkoop op 24 december 2008 eiser het pachtersvoordeel volledig heeft gerealiseerd. Eiser stelt dat hij het pachtersvoordeel niet volledig heeft gerealiseerd.
16. Een pachtersvoordeel ontstaat doordat een pachter de door hem op zakelijke basis gepachte landbouwgrond in eigendom verkrijgt voor een prijs beneden de waarde die daaraan in onverpachte staat is toe te kennen. Het pachtersvoordeel is het verschil in de waarde van de grond in vrije en verpachte staat, op het moment van verkrijging. Een pachtersvoordeel ontstaat op het moment van de aankoop door de pachter, het spruit niet voort uit (latere) waardeverandering van de gronden. Het pachtersvoordeel is in feite een stille reserve (op de fiscale balans) die op een later moment – bij de realisatie – in de heffing van de inkomstenbelasting zal worden betrokken.
17. Naar het oordeel van de rechtbank wordt een pachtersvoordeel gerealiseerd indien en voor zover bij (latere) verkoop van de grond een voordeel wordt behaald, hetgeen het geval is wanneer de zuivere opbrengst meer bedraagt dan de boekwaarde (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 17 maart 1965, ECLI:NL:HR:1965:AX7177, BNB 1965/160, en de uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden van 15 maart 1985, ECLI:NL:GHLEE:1985:AW7269, BNB 1986/269). 18. Eiser heeft bij de verkoop van de grond € 1.749.975 ontvangen. Gelet daarop, alsmede de boekwaarde van de grond ad € 767.273 en de verkoopkosten (zie 6. en 7.) heeft eiser een voordeel behaald dat uitkomt boven het pachtersvoordeel van € 670.213. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser daarmee het pachtersvoordeel van € 670.213 volledig gerealiseerd.
19. Aan het voorgaande doet niet af dat op grond van de in de onderhandse overeenkomst gemaakte afspraak bij een gezamenlijke verkoop van de volle eigendom van de grond binnen 12 jaar aan een derde de waarde van het erfpachtrecht per hectare is bepaald op ½ x (vrije waarde - fl. 37.500). Deze afspraak houdt immers niet de overdracht in, door eiser aan [verzekeringsmaatschappij] , van de helft van het pachtersvoordeel dat hij bij de verwerving van de grond in 1998 had behaald, maar slechts hoe de opbrengst bij gezamenlijke verkoop binnen 12 jaar tussen hen wordt verdeeld.
20. Niet gezegd kan worden dat eiser de helft van zijn pachtersvoordeel aan [verzekeringsmaatschappij] heeft overgedragen. Het is eiser die met zijn aankoop pachtersvoordeel heeft behaald, en dat met de verkoop aan de derde ook volledig heeft gerealiseerd.
21. Ten aanzien van de vraag of de landbouwvrijstelling ook van toepassing is op de waardeaangroei van de bloot eigendom overweegt de rechtbank als volgt.
22. Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden overwoog in zijn uitspraak van 20 mei 2014 (zie 8.) onder meer:
“
4.5 Bepalend voor de toepassing van de landbouwvrijstelling is niet de wijze waarop de landbouwgronden op de – jaarwinstbepalende – balans van belanghebbende zijn geactiveerd, doch de wijze waarop die gronden feitelijk worden geëxploiteerd. Zoals door de Hoge Raad reeds is beslist in zijn arrest van 8 april 1964, nr. 15 188, LJN: AX7645, BNB 1964/153, is het in overeenstemming met de strekking van de landbouwvrijstelling deze vrijstelling toe te passen ten aanzien van de waardeverandering van in erfpacht uitgegeven gronden, waarop door de erfpachter een landbouwbedrijf wordt uitgeoefend, voor zover de waardeverandering haar invloed doet gelden op de waarde van zijn zakelijk recht.
(…)