ECLI:NL:HR:2011:BU2834
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- C.A. Streefkerk
- C.E. Drion
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie in belang der wet inzake internationale kinderontvoering en bevoegdheid van de rechter
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure in belang der wet, ingesteld door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. De zaak betreft een verzoek tot teruggeleiding van een kind dat beweerdelijk ongeoorloofd is overgebracht van de verdragsluitende staat waar het zijn gewone verblijfplaats had naar een andere verdragsluitende staat. De man en de vrouw, die van 1 juli 2000 tot 11 februari 2004 gehuwd zijn geweest, hebben samen een kind, dat in 1999 in België is geboren. De man heeft het kind erkend en de rechtbank Breda heeft in 2004 het hoofdverblijf van het kind bij de man bepaald. Na een zomervakantie bij de vrouw, weigerde zij het kind terug te brengen naar de man. De man heeft daarop de vrouw in kort geding gedagvaard, met als doel het kind terug te laten geleiden naar Nederland, gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (HKOV). De voorzieningenrechter van de rechtbank Breda heeft de vordering van de man toegewezen, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de voorzieningenrechter ten onrechte bevoegd was om van de vordering kennis te nemen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat een verzoek tot teruggeleiding van een kind dat ongeoorloofd is overgebracht, slechts kan worden ingediend bij de rechter van de staat waar het kind zich bevindt. De Hoge Raad heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd in het belang der wet, met de bepaling dat deze vernietiging geen nadeel toebrengt aan de door de partijen bij dat vonnis verkregen rechten.