ECLI:NL:HR:2011:BT8739
Hoge Raad
- Cassatie
- C. Schaap
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam inzake de waardering van onroerende zaken en de toepassing van omzetbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de waardering van onroerende zaken op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, eigenaar van een universiteitscomplex, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van haar onroerende zaak voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006. De heffingsambtenaar had de waarde na bezwaar verlaagd, maar de Rechtbank te Utrecht verklaarde het beroep ongegrond. Hierop volgde hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de waarde verder verlaagde. De heffingsambtenaar ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de waarde van de gronden inclusief omzetbelasting moest worden vastgesteld. De Hoge Raad benadrukte dat voor de bepaling van de vervangingswaarde van gronden moet worden uitgegaan van de kosten die de huidige eigenaar zou moeten maken om die gronden te verwerven, inclusief de omzetbelasting die niet kan worden verrekend. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
Daarnaast werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van rechtsbijstand aan de belanghebbende. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de waardering van onroerende zaken en de toepassing van omzetbelasting in vergelijkbare gevallen.