ECLI:NL:HR:2011:BQ4677
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over medeplegen van diefstal met braak in scoutinggebouw te Nijmegen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarin de verdachte is veroordeeld voor diefstal met braak. De feiten zijn als volgt: de verdachte, geboren in 1987 en wonende te Nijmegen, heeft samen met anderen in de nacht van 19 op 20 april 2008 ingebroken in een scoutinggebouw aan de Dorpsstraat te Nijmegen. De verdachte heeft erkend dat hij met anderen naar binnen is gegaan, maar heeft betwist dat hij opzettelijk iets heeft weggenomen. Het Gerechtshof heeft echter geoordeeld dat er sprake was van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, en dat de verdachte zich bewust was van de kans dat er goederen zouden worden weggenomen.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de bewezenverklaring van het medeplegen niet voldoende gemotiveerd is. De Hoge Raad oordeelt dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat er sprake is van medeplegen van de diefstal. De overwegingen van het Hof zijn onvoldoende om de conclusie van medeplegen te rechtvaardigen. Daarom vernietigt de Hoge Raad de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering bij de vaststelling van medeplegen in strafzaken. De Hoge Raad stelt dat de samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders niet de vereiste mate van bewustheid en nauwe samenwerking vertoonde die nodig is voor een veroordeling wegens medeplegen.