ECLI:NL:HR:2011:BP6997
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- C.E. Drion
- Rechtspraak.nl
Buitengerechtelijke ontbinding van huurovereenkomst na brandverwoesting bedrijfsruimte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2011 uitspraak gedaan over de buitengerechtelijke ontbinding van een huurovereenkomst. De eiser had op 21 januari 2002 een huurovereenkomst gesloten met de rechtsvoorgangster van de eerste verweerster voor een bedrijfsruimte. Na een brand op 4 februari 2007, die het pand grotendeels verwoestte, kon de huurder de bedrijfsruimte niet meer gebruiken. De eiser heeft in een brief van 21 februari 2007 de huurprijs tijdelijk verlaagd, maar de verhoudingen tussen partijen verslechterden. De verweersters hebben op 27 september 2007 de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden, omdat de eiser niet tijdig had hersteld.
De Hoge Raad oordeelde dat aan de ontbindingsverklaring in het algemeen niet de eis kan worden gesteld dat de gronden voor de ontbinding moeten worden vermeld. Het hof had geoordeeld dat de eiser niet met bekwame spoed had hersteld, wat de verweersters het recht gaf om de huurovereenkomst te ontbinden. De Hoge Raad bevestigde dat de huurovereenkomst per 27 september 2007 rechtsgeldig was ontbonden, omdat de eiser tekort was geschoten in zijn verplichtingen. De uitspraak benadrukt dat de verplichting tot herstel zonder vertraging geldt en dat de huurder in dergelijke omstandigheden het recht heeft om de overeenkomst te beëindigen.
De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor buitengerechtelijke ontbinding van huurovereenkomsten verduidelijkt, vooral in situaties waarin de verhuurder niet aan zijn herstelverplichtingen voldoet.