ECLI:NL:HR:2011:BP1278
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over klachtvereiste bij belaging en ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 april 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van belaging van meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onjuist had geoordeeld over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte voor belaging van anderen dan [slachtoffer 1]. De klacht van [slachtoffer 1] kon niet worden beschouwd als een klacht van zijn echtgenote en kinderen, zoals het Hof had aangenomen. Dit oordeel was in strijd met de wet, die bepaalt dat indien de klachtgerechtigde persoon de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, de klacht moet worden ingediend door zijn wettelijke vertegenwoordiger. Het Hof had bovendien onvoldoende gemotiveerd dat aan het klachtvereiste was voldaan voor de kinderen van [slachtoffer 1]. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en verklaarde de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor de belaging van anderen dan [slachtoffer 1]. Daarnaast werd de opgelegde gevangenisstraf verminderd, omdat de redelijke termijn van het proces was overschreden. De uitspraak benadrukt het belang van het klachtvereiste in het strafrecht en de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.