ECLI:NL:HR:2010:BO5001
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over landbouwvrijstelling en overheidssubsidie in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 16 januari 2009, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. De Hoge Raad heeft op 26 november 2010 uitspraak gedaan. De belanghebbende had een agrarische onderneming in de vorm van een maatschap en verkocht op 25 april 2002 percelen landbouwgrond aan Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL). Deze verkoop was een voorwaarde voor het verkrijgen van een subsidie op grond van de Regeling bedrijfshervestiging en -beëindiging (Rbb), die door de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij was verleend. De vraag die in cassatie aan de orde was, was of de ontvangen subsidie deel uitmaakt van de winst die onder de landbouwvrijstelling valt, zoals geregeld in artikel 3.12, lid 1, van de Wet IB 2001.
Het Hof had deze vraag ontkennend beantwoord, maar de Hoge Raad oordeelde dat de subsidieverlening door de DLG voortvloeide uit de overeenkomst tussen belanghebbende en BBL. De Hoge Raad concludeerde dat de subsidie als ondersteuning van de aankoopactiviteit van BBL moet worden beschouwd en dat deze dus deel uitmaakt van de tegenprestatie voor de levering van de grond. Hierdoor kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het incidentele hoger beroep, en de uitspraak van de Rechtbank, en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 309.619. Tevens werden de kosten van het geding in cassatie en voor het Hof aan de zijde van belanghebbende vergoed.