ECLI:NL:HR:2010:BN3873
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van heffingsrente bij voorlopige aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking heeft op een beschikking inzake heffingsrente. De belanghebbende had voor het jaar 2007 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, waarbij een heffingsrente van € 84 was berekend over de periode van 1 juli 2007 tot en met 16 juli 2008. Na bezwaar tegen de beschikking heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna de Rechtbank te 's-Gravenhage het beroep ongegrond verklaarde. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat de heffingsrente onterecht is berekend over een te lange periode. Volgens de Hoge Raad dient de heffingsrente te worden beperkt tot een bedrag van € 80, omdat de Inspecteur binnen drie maanden na het indienen van de aangifte een voorlopige aanslag had moeten vaststellen. De Hoge Raad vernietigt de eerdere uitspraken van het Hof en de Rechtbank en gelast dat de Staat de griffierechten aan belanghebbende vergoedt. Dit arrest benadrukt het zorgvuldigheidsbeginsel en de noodzaak voor de Belastingdienst om tijdig te handelen bij het opleggen van aanslagen.
De uitspraak is gedaan op 13 augustus 2010 door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende gegrond zijn, maar dat niet alle klachten tot cassatie leiden. De proceskosten worden niet toegewezen.