ECLI:NL:HR:2010:BL4320

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/05036
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake heffingsrente en herstel van verzuimen

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat is ingesteld door belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2006, waarbij ook heffingsrente in rekening is gebracht. Na bezwaar tegen de beschikking inzake heffingsrente heeft de Inspecteur deze beschikking gehandhaafd. De Rechtbank te Haarlem heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet de vereiste gronden bevatte en dat deze gronden ook niet tijdig zijn aangeleverd, ondanks een mogelijkheid tot herstel die was geboden door de griffier van de Hoge Raad. De termijn voor herstel eindigde op 15 april 2009, maar het herstel is pas op 16 april 2009 ingediend, wat te laat was. De Hoge Raad oordeelt dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de uitspraak van het Hof. Daarom verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, met toepassing van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht.

De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 21 mei 2010, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Nr. 08/05036
21 mei 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 januari 2009, nr. 07/00867, betreffende een beschikking inzake heffingsrente.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is heffingsrente in rekening gebracht.
De beschikking inzake heffingsrente is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 07/961 IB/PVV) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 28 januari 2010 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Het beroepschrift in cassatie bevat niet de gronden van het beroep. Deze zijn evenmin verstrekt binnen de in artikel 28b, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bedoelde termijn.
Bij aangetekende brief van 4 maart 2009, waarvan een ontvangstbevestiging is binnengekomen, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken na de dagtekening van deze brief te herstellen. Die termijn eindigde op 15 april 2009.
Nu herstel van het verzuim niet tijdig heeft plaatsgevonden - het op 16 april 2009 bij de Hoge Raad ingekomen faxbericht wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten - en de Hoge Raad niet ambtshalve een grond aanwezig oordeelt voor vernietiging van 's Hofs uitspraak, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren J.W.M. Tijnagel en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2010.