ECLI:NL:HR:2010:BM3914
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verjaring van vordering uit vaststellingsovereenkomst en arbitrage
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen [eiser] c.s. en [verweerder] c.s. over de verjaring van een vordering die was gebaseerd op een vaststellingsovereenkomst. De zaak begon met een arbitrageprocedure die in 1997 resulteerde in een vonnis, maar dit vonnis werd later door de rechtbank Amsterdam vernietigd. De eisers, waaronder [eiser 1] en [eiseres 2], stelden dat hun vordering niet was verjaard omdat de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet opeisbaar waren. De rechtbank had echter geoordeeld dat de vordering van [eiser] c.s. was verjaard, wat door het hof werd bekrachtigd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onterecht had geoordeeld over de verjaring en dat de eisers niet-ontvankelijk waren verklaard in hun hoger beroep tegen het in reconventie gewezen vonnis. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof voor zover het ging om de niet-ontvankelijkheid en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad reserveerde de beslissing over de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak.