3.1.1.Het gaat in dit hoger beroep om het volgende:
De echtelieden [betrokkene 1 en betrokkene 2] hielden aanvankelijk elk 50% van de aandelen van de beheermaatschappij [Beheer B.V. 1] Beheer B.V. Deze beheervennootschap is houder van alle aandelen van de besloten vennootschap [Metaal] Metaal Bewerking B.V. (verder: [Metaal] Metaal). Die onderneming exploiteert een productiebedrijf van boorhouders. [betrokkene 1] was de enige bestuurder van zowel de beheervennootschap als de werkmaatschappij. [betrokkene 2] hield zich bezig met de financiële administratie van beide vennootschappen.
Op of omstreeks 6 september 2008 hebben [betrokkene 1 en betrokkene 2] een overeenkomst betreffende aandelenverkoop gesloten met het echtpaar [betrokkene 3 en betrokkene 4] , inhoudende dat [betrokkene 3 en betrokkene 4] per 1 november 2008 35% van de aandelen van [Beheer B.V. 1] Beheer B.V. kopen voor de prijs van € 225.000,= en dat zij per 1 januari 2012 nog eens 15% van de aandelen van deze vennootschap overnemen voor de prijs van € 160.000,=. Verder is afgesproken dat [betrokkene 3] medebestuurder van de beheermaatschappij wordt.
De schriftelijke overeenkomst van 6 september 2008 luidt - voor zover van belang - als volgt:
“(…)Aandelenverkoop [Beheer B.V. 1] Beheer B.V.[Beheer B.V. 1] Beheer B.V., hierna te noemen [Beheer B.V. 1] is 100% eigendom van verkopers [betrokkene 1 en betrokkene 2] , hierna te noemen [betrokkene 1 en betrokkene 2] . Kopers zijn [betrokkene 3 en betrokkene 4] , hierna te noemen [betrokkene 3 en betrokkene 4] .
[betrokkene 3 en betrokkene 4] kopen per 1 november 2008 35% van de aandelen van [Beheer B.V. 1] van [betrokkene 1 en betrokkene 2] voor de prijs van € 225.000. [betrokkene 3 en betrokkene 4] kopen op 1 januari 2012 15% van de aandelen van [Beheer B.V. 1] (of in de plaats getreden vennootschap) van [betrokkene 1 en betrokkene 2] (of in de plaats getreden vennootschap) voor de prijs van € 160.000. Deze tweede transactie zal in een site letter door [betrokkene 1 en betrokkene 2] en [betrokkene 3 en betrokkene 4] worden bekrachtigd.ZeggenschapPer 1 november 2008 is de zeggenschap over [Beheer B.V. 2] B.V. (met haar 100% dochter [B.V.] B.V.) evenredig, 50%-50%, verdeeld over beide aandeelhouders [betrokkene 1 en betrokkene 2] en [betrokkene 3 en betrokkene 4] .(…)AandeelhoudersovereenkomstDeze overeenkomst wordt opgesteld waarbij het volgende geregeld dient te worden:• Wederzijdse aanbiedingsplicht van de in bezit zijnde aandelen bij verkoop, overlijden, scheiding, faillissement etc. Alles ter voorkoming dat de aandelen in handen van derden vallen;• Wederzijdse afspraken over gezamenlijke verkoop van de aandelen aan derden;• Regeling bij en van langdurige afwezigheid van een der aandeelhouders;• Beslissingsprotocol van eigen en gezamenlijke bevoegdheden.(…)”
Op 19 november 2008 zijn de statuten van [Beheer B.V. 1] Beheer B.V. gewijzigd. De naam van de beheervennootschap is veranderd in [Beheer B.V. 2] B.V. (verder: [Beheer B.V. 2] ). Op dezelfde datum hebben [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , ter uitvoering van de overeenkomst van 6 september 2008, 35% van hun aandelen in de beheervennootschap overgedragen aan [appellante] (hierna: [appellante] ), een door [betrokkene 3 en betrokkene 4] in hun plaats gestelde vennootschap, waarvan [betrokkene 3] enig bestuurder en aandeelhouder is.
Eveneens op 19 november 2008 heeft [Beheer B.V. 2] met [appellante] een managementovereenkomst gesloten, inhoudende dat [betrokkene 3] vanaf 1 november 2008 voor onbepaalde tijd managementwerkzaamheden zal verrichten voor de beheervennootschap en dat hij de titel van directeur van [Beheer B.V. 2] zal voeren. In de praktijk is [betrokkene 3] zich gaan bezighouden met de inkoop en de financiën, terwijl [betrokkene 1] zich is gaan richten op de verkoop.
Op advies van [betrokkene 3] hebben [betrokkene 1 en betrokkene 2] hun resterende aandelen in [Beheer B.V. 2] ondergebracht in een nieuwe besloten vennootschap, [geïntimeerde] . [betrokkene 1 en betrokkene 2] houden elk 50% van de aandelen van [geïntimeerde] . [betrokkene 1] is de enige bestuurder. Eind november 2011 heeft [betrokkene 3] laten weten dat [appellante] financieel niet in staat was om nog eens l5% van de aandelen van [Beheer B.V. 2] te kopen voor het overeengekomen bedrag van € 160.000,=
In een overleg op 23 december 2011 bij hen thuis hebben [betrokkene 1 en betrokkene 2] nieuwe afspraken gemaakt met [betrokkene 3] over de aandelenoverdracht aan [appellante] . In de van dat overleg opgestelde en ondertekende notulen staat hierover:
“(…) Uiterlijk 29 februari 2012 zal 15% van de aandelen van [Beheer B.V. 2] B.V., in het bezit zijnde van [geïntimeerde] , aan [appellante] worden verkocht en notarieel worden overgedragen. De koopprijs van deze 15% aandelen wordt overeengekomen op een bedrag van € 160.000. De betaling van de koopprijs is als volgt overeengekomen:• [appellante] zal op de datum van notariële overdracht een eerste betaling van de koopsom van € 10.000 voldoen;• [appellante] zal zijn ontvangen jaarlijkse fee boven een bedrag van € 125.000 aanwenden ter betaling van de aflossing van de resterende koopsom van € 150.000. De jaarlijkse aflossing zal worden voldaan uiterlijk 14 dagen na beëindiging van het kalenderjaar, voor de eerste maal voor of op 14 januari 2013.• Over de verschuldigde koopsom is geen rente verschuldigd;• Ter zekerheid voor aflossing van de koopsom zal stil pandrecht worden verleend aan [geïntimeerde] door [appellante] op een recht evenredig percentage van de aandelen (€ 10.667 verplichting is 1% van de aandelen van [Beheer B.V. 2] B.V.) van [Beheer B.V. 2] B.V. voor de uitstaande betalingsverplichting.Vorenstaande zal worden vastgelegd in een koop- en leningsovereenkomst (...)”
De in de laatste zin bedoelde koop- en leningsovereenkomst is nimmer opgesteld. Ook heeft er geen overdracht van 15% van de aandelen van [Beheer B.V. 2] door [geïntimeerde] aan [appellante] plaatsgevonden.
Tussen partijen zijn geschillen ontstaan die hebben geleid tot een aantal kort geding procedures en bodemprocedures.
In een bijzondere aandeelhoudersvergadering van 6 november 2013 van [Beheer B.V. 2] is [betrokkene 3] geschorst als bestuurder van de beheervennootschap. In een daarop aansluitende bijzondere aandeelhoudersvergadering van [Metaal] Metaal is [betrokkene 3] ontslagen als bestuurder van deze werkmaatschappij.
In een bijzondere aandeelhoudersvergadering van [Beheer B.V. 2] , gehouden op 19 november 2013, is [betrokkene 3] nogmaals met onmiddellijke ingang geschorst als bestuurder van die vennootschap. In een aansluitende bijzondere aandeelhoudersvergadering van [Metaal] Metaal is [betrokkene 3] nogmaals met onmiddellijke ingang ontslagen als bestuurder.
[betrokkene 3] en [appellante] hebben een kortgedingprocedure gestart tegen [betrokkene 1] , [geïntimeerde] , [Beheer B.V. 2] en [Metaal] Metaal en gevorderd dat de besluiten tot schorsing respectievelijk ontslag van [betrokkene 3] als bestuurder van [Beheer B.V. 2] respectievelijk [Metaal] Metaal ongedaan worden gemaakt. Bij vonnis van 19 december 2013 (zaaknummer/ rolnummer C/02/273015/ KG ZA 13-728) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, de schorsing en het ontslag van [betrokkene 3] voorshands rechtsgeldig geoordeeld. De voorzieningenrechter overwoog echter dat dit onverlet liet dat het ontslag onrechtmatig kon zijn en veroordeelde, omdat een dergelijke onrechtmatigheid niet was uit te sluiten en gebleken was dat [betrokkene 3] door het ontslag geen inkomsten meer had, [Metaal] Metaal tot betaling (aan [betrokkene 3] ) bij wege van voorschot van een bedrag van een bedrag van € 42.000,= per jaar, maandelijks in gelijke delen te voldoen, vanaf 19 november 2013.
In een volgend kort geding (zaaknummer/ rolnummer C/02/277017/ KG ZA 14-77, tussen [betrokkene 3] en [appellante] als eisers in conventie, verweerders in reconventie, en (onder meer) [betrokkene 1] , [geïntimeerde] , [Beheer B.V. 2] en [Metaal] Metaal als gedaagden in conventie, eisers in reconventie) heeft voormelde voorzieningenrechter bij vonnis van 4 juli 2014 onder meer de vorderingen in conventie tot ongedaan making van de schorsing van [betrokkene 3] als bestuurder van [Beheer B.V. 2] , de opzegging van de managementovereenkomst met [appellante] en van het ontslag van [betrokkene 3] als bestuurder van [Metaal] Metaal afgewezen. In reconventie zijn de vordering tot veroordeling van [appellante] tot levering van de door haar gehouden aandelen in [Beheer B.V. 2] aan [geïntimeerde] en de vordering dat [Beheer B.V. 2] niet langer de in het kort geding vonnis van 13 december 2013 bepaalde voorschotten zou hoeven te betalen afgewezen.
Bij vonnis van 4 november 2015 heeft de voorzieningenrechter - nadat in een tweetal bodemprocedures bij vonnis van respectievelijk 12 augustus 2015 (de onderhavige zaak) en 26 augustus 2015 (zaaknummer/rolnummer C/02/383228/ HA ZA 14-432) uitspraak was gedaan - de bij het vonnis in kort geding van 19 december 2013 uitgesproken veroordeling met ingang van 1 november 2015 opgeheven. Het hof heeft deze beslissing bij arrest van 30 augustus 2016 (zaaknummer 200.181.413/01) bekrachtigd.
De hiervoor genoemde bodemprocedure waarin op 26 augustus 2015 een eindvonnis is gewezen betrof een procedure tussen enerzijds [betrokkene 1 en betrokkene 2] , [geïntimeerde] en [Beheer B.V. 2] als eisers in conventie, verweerders in reconventie, en anderzijds [betrokkene 3] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie. In conventie werd [betrokkene 3] aangesproken voor aan hem als adviseur verweten fouten. De rechtbank wees die vorderingen af. In reconventie stelde [betrokkene 3] een elftal vorderingen in. Ten aanzien van een deel van die vorderingen oordeelde de rechtbank dat het geen vorderingen waren die [betrokkene 3] toekwamen en/of een vordering was niet gericht was tegen een wederpartij in die procedure (de vorderingen III, IV, VII, VIII, IX, X en XI). De overige vorderingen werden afgewezen. De rechtbank overwoog daarbij in verband met vordering II dat het besluit tot schorsing en non-actiefstelling van [betrokkene 3] als bestuurder van [Beheer B.V. 2] in de aandeelhoudersvergadering van 19 november rechtsgeldig was en ook in materiële zin terecht. Tegen het vonnis van 26 augustus 2015 heeft [betrokkene 3] hoger beroep ingesteld, waarna de wederpartijen dat eveneens hebben gedaan. Deze hoger beroepen zijn nog aanhangig.
Bij dagvaarding van 19 oktober 2015 hebben [betrokkene 3] en [appellante] een derde bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen [betrokkene 1 en betrokkene 2] , [geïntimeerde] , [Beheer B.V. 2] en [Metaal] Metaal. In die procedure vorderen [betrokkene 3] en [appellante] , kort samengevat, de managementfee die volgens hen op diverse gronden (achterstallig, onterechte verlaging en niet rechtsgeldig beëindigd zijn van de managementovereenkomst) nog verschuldigd is en schadevergoeding wegens gestelde wanprestatie en onrechtmatig handelen van [betrokkene 1 en betrokkene 2]