ECLI:NL:HR:2010:BL9562
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en tussentijdse verlenging van huurovereenkomst met huurprijsregeling
In deze zaak gaat het om de tussentijdse verlenging van een huurovereenkomst voor een bedrijfspand, dat door Momus II Maastricht B.V. wordt gehuurd van [verweerster]. De huurovereenkomst, oorspronkelijk aangegaan in 1984 voor een periode van 20 jaar, werd in 1987 verlengd tot 2014. Voor de verlengingsperiode was een regeling getroffen voor de huurprijs, die jaarlijks werd vastgesteld. [Verweerster] vorderde een nadere vaststelling van de huurprijs op basis van artikel 7:303 BW, wat door de kantonrechter werd toegewezen en door het gerechtshof werd bekrachtigd. Momus stelde dat de bepalingen in de huurovereenkomst met betrekking tot de huurprijs niet in de weg stonden aan de toepassing van artikel 7:303 BW, maar het hof verwierp dit standpunt.
De Hoge Raad oordeelde dat artikel 7:291 BW, dat de belangen van de huurder beschermt, ook van toepassing is op contractuele bedingen die afwijken van de bevoegdheid om een nadere huurprijsvaststelling te vorderen. Dit betekent dat afwijkingen ten gunste van de huurder zijn toegestaan. De Hoge Raad vernietigde de arresten van het gerechtshof en verwees de zaak voor een nieuwe beoordeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof had miskend dat de huurovereenkomst een bepaling bevatte die de verhuurder belemmerde om een nadere huurprijsvaststelling te vorderen, en dat de rechtsklacht van Momus slaagde. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.