Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
1.Het verloop van het geding
- het vonnis van de kantonrechter Maastricht van 28 december 2005 zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, [geïntimeerde] alsnog in haar vorderingen niet ontvankelijk zal verklaren, althans haar deze zal ontzeggen;
- [geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling van de teveel betaalde huur, nader te begroten en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW;
- [geïntimeerde] zal veroordelen in [bedoeld zal zijn:] de kosten van alle procedures (eerste aanleg, appel, cassatie en appel na verwijzing).
2.De beoordeling in hoger beroep na verwijzing
28 februari 2004. De oorspronkelijke huurovereenkomst is ingegaan op 1 maart 1984. In een aanhangsel (allonge) bij deze huurovereenkomst van 25 maart 1987 is een optiebeding tot huurverlenging opgenomen voor de periode lopende van 1 maart 2004 tot 28 februari 2014. In dit beding is tevens vastgesteld dat als de huurder van de optie tot huurverlenging gebruik maakt, voor de aansluitende huurperiode van 1 maart 2004 tot en met 28 februari 2014 een huurprijs geldt die jaarlijks, voor het eerst per 1 maart 2004, zal worden vastgesteld overeenkomstig de in de oorspronkelijke huurovereenkomst overeengekomen indexeringsmethode.
NJ 2009, 291). De rechter naar wie de zaak is verwezen, dient zelf aan de hand van de strekking van hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen en beslist, te beoordelen welke onderdelen van de vernietigde uitspraak tevergeefs zijn bestreden en derhalve onaantastbaar zijn geworden (HR 2 mei 1997, LJN: ZC2362, NJ 1998, 237). Het staat partijen niet vrij om na verwijzing stellingen aan te voeren die zij, gelet op het debat in eerste aanleg of appel, reeds eerder hadden kunnen aanvoeren (HR 29 juni 2007, LJN: BA3030, NJ 2007, 354).
Zoals hiervoor onder 2.5 is overwogen, rust de bewijslast van de onder 2.9 bedoelde strekking van de huurprijsbepaling in het optiebeding op [appellante].
[geïntimeerde] en [rechtsvoorgangster appellante] van 1994 - indien bewezen - ook gelden in de verhouding tussen [geïntimeerde] en [appellante], omdat deze door de akte van indeplaatstelling niet is/zijn achterhaald.
3.De beslissing
roldatum 17 april 2012, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
27 maart 2012.