ECLI:NL:HR:2010:BL9108
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Belediging in het openbaar en de uitleg van delictsbestanddeel in art. 266 Sr
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van belediging in het openbaar, zoals vastgelegd in artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten betroffen een telefonische bedreiging van een persoon, aangeduid als [slachtoffer], waarbij de verdachte beledigende en bedreigende uitlatingen deed. De bewezenverklaring steunde op verklaringen van getuigen en een proces-verbaal van de politie. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsmiddelen niet voldoende aantoonden dat de uitlatingen in het openbaar waren gedaan, zoals vereist door de wet. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak in stand bleven. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige uitleg van het delictsbestanddeel 'in het openbaar' in de context van belediging volgens het strafrecht.