ECLI:NL:GHDHA:2021:2922

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
2200223719
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake belediging en identiteitsfraude

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Italië in 1968, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, voor belediging en identiteitsfraude. De zaak betreft een reeks beledigende uitingen die de verdachte heeft gedaan over het slachtoffer, waaronder het plaatsen van beledigende berichten op sociale media en het aanmaken van accounts op naam van het slachtoffer zonder diens toestemming. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt bevestigd, maar het hof heeft geoordeeld dat het vonnis niet in stand kan blijven. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft rekening gehouden met haar verminderde toerekeningsvatbaarheid. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken en een maatregel tot beperking van de vrijheid voor twee jaar, waarbij zij geen contact mag opnemen met het slachtoffer of diens omgeving. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade, tot een totaalbedrag van € 14.250,00. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de overige vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002237-19
Parketnummer: 09-110941-18
Datum uitspraak: 22 juni 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 23 mei 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedatum] 1968,
BRP-adres: [adres] (Italië).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 december 2017 tot en met 2 mei 2018 te Gouda en/of Utrecht, althans in Nederland, meermaals (telkens) opzettelijk [slachtoffer] heeft beledigd, door:
- één of meerdere Facebookbericht(en) en/of Linkedin berichten / posts, (telkens) alsof deze afkomstig waren van [slachtoffer], te plaatsten en/of te sturen aan medewerkers en/of bestuurders van Phanos en/of leden en/of bestuurders van de Westerkerk, met daarin onder andere de woorden: "I AM A RELIGIOUS SEX PERVERT" en/of
- één of meer Linkedin uitnodiging(en)(telkens) alsof deze afkomstig waren van [slachtoffer], te sturen aan medewerkers en/of bestuurders van Phanos en/of de Nederlandse Zorgautoriteit en/of leden en/of bestuurders van de Westerkerk, en (vervolgens al dan niet na acceptatie van de uitnodiging) een link naar een door haar, verdachte, geschreven blog met daarin beledigende teksten over die [slachtoffer], onder andere inhoudende: "So, this is how our sex life went: he would penetrate me without foreplay whatsoever, when i was still dry, and start fucking me like a real porn actor, with such roughness that very soon my poor vagina was on fire." en/of "Sex got even worse than ever that week: he was mistaking me every night for an inflatable doll, my genital hole being the only part of my body he was interested in." en/of "I was now wondering where was the border between sex and rape",
- één of meerdere e-mail(s) te sturen naar de moeder en/of zus en/of zoon van die [slachtoffer] inhoudende onder andere de woorden: "I am sending you proof of what a pervert your son is" en/of "But this [vrouwennaam] is only the evil tip of this sex maniac's iceberg" en/of
- één of meerdere e-mail(s) te sturen naar leden en/of bestuurders van de Westerker inhoudende onder andere de woorden: "[slachtoffer] is a gross sex pervert".
2.
zij in of omstreeks de periode van 4 december 2017 tot en met 2 mei 2018 te Gouda, althans in Nederland en/of in Italië en/of in Frankrijk, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten [slachtoffer], heeft gebruikt met het oogmerk om haar identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan, welk gebruik erin bestond dat zij, verdachte, één of meerdere account(s) en/of profiel(en) heeft aangemaakt op Linkedin en/of Twitter en/of Facebook en/of www.Independent.Academia.EDU als zijnde aangemaakt door die [slachtoffer] en op die account één of meerdere berichten heeft gepost uit naam van die [slachtoffer].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met aanvulling van gronden. Het door de verdediging gevoerde verweer dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar was, subsidiair de wens tot het alsnog laten opstellen van een psychologisch rapport omtrent de verdachte, dient te worden verworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Nadere bewijsoverweging
Feit 1
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de gedragingen die ten laste zijn gelegd onder het eerste, derde en vierde gedachtestreepje weliswaar als een belediging zouden kunnen overkomen, maar dat niet gaat om teksten die zijn toegezonden aan de aangever, een en ander zoals nader verwoord onder alinea 7 en 8 van haar pleitnota.
Het hof verwerpt dat verweer en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte wordt onder het eerste gedachtestreepje van het onder 1 tenlastegelegde verweten dat zij (op een door haar gemaakt account op naam van de aangever) op Linkedin een bericht/post heeft geplaatst alsof het van de aangever was met daarin de woorden: “I AM A RELIGIOUS SEX PERVERT”. Onder andere een toenmalige collega van de aangever van het bedrijf Pharos, [collega], heeft hiervan kennisgenomen (p.8 en p.61 van het dossier) en doorgestuurd aan de aangever. Van een in het openbaar gedane uiting is sprake als de uiting is gedaan onder zodanige omstandigheden of op zodanige wijze dat zij in beginsel kan worden waargenomen door anderen dan degene tegen wie de uiting is gedaan (HR 29 juni 2010, NJ 2010/410). Naar het oordeel van het hof is algemeen bekend dat Linkedin een online sociaal netwerksite is dat op de zakelijke markt is gericht en dat een account zoals in kwestie door anderen dan degene op wiens naam het staat kan worden waargenomen. Dat is ook daadwerkelijk gebeurd, waarbij [collega] in haar email aan de aangever nog opmerkt dat het is ‘gedeeld’ via Linkedin, waarbij zij tevergeefs de hoop uitsprak dat voorkomen kon worden dat veel mensen het bewezenverklaarde bericht zouden lezen (p.61 van het dossier). Hiermee heeft de verdachte deze belediging in het openbaar bij geschrift gedaan als bedoeld in artikel 266 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Onder het derde en vierde gedachtestreepje van het onder 1 tenlastegelegde wordt de verdachte verweten dat zij e-mails heeft gestuurd aan de moeder van de aangever en aan kerkleden/bestuurders van een kerk waar ook de aangever actief was. In die e-mails stonden teksten die erop neerkomen dat de aangever een ‘(sex) pervert’ is. Deze e-mails zijn door de moeder van de aangever en door een kerklid doorgestuurd aan de aangever. Op die manier is de aangever (indirect) op de hoogte geraakt van de voor hem beledigende inhoud van die e-mails. Dit lag naar het oordeel van het hof ook voor de hand, omdat de e-mails naar de directe omgeving van de aangever zijn verstuurd en de verdachte er dus rekening mee heeft moeten houden dat die zouden worden doorgestuurd aan de aangever, zeker omdat de inhoud van de e-mails (met de belediging) betrekking heeft op de aangever. Hiermee heeft de verdachte deze beledigingen toegezonden of aangeboden aan de aangever zoals bedoeld in artikel 266 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich – overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsvrouw – kort gezegd – aangevoerd dat het vereiste oogmerk ontbreekt, nu de verdachte niet de indruk heeft willen wekken alsof de ontvangers met de aangever te maken hadden, maar dat zij de ontvangers juist tegen hem wilde waarschuwen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat onder artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht, strafbaar is gesteld het misbruik van identificerende persoonsgegevens van iemand anders. Onder de reikwijdte van voornoemd artikel valt ook een situatie waarin iemand op naam van een ander en zonder diens instemming een account heeft aangemaakt, en die ander op dat account in een kwaad daglicht stellen waardoor die ander reputatieschade lijdt (Hoge Raad 26 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1698). Het hof stelt vast dat de aangever enig nadeel en zeker ook reputatieschade heeft geleden, immers volgt uit de aangifte (p.104 van het dossier) o.a. dat de aangever hierdoor zijn baan heeft verloren. Ook volgt hieruit dat het leven van de aangever is geruïneerd door de handelingen van de verdachte, dat hij nog steeds slecht slaapt en zich gespannen voelt. Door het aanmaken van diverse accounts op naam van de aangever, zonder diens instemming, en daaronder de tekst te zetten: ‘I AM A RELIGIOUS SEX PERVERT’, is naar het oordeel van het hof, mede in het licht van de gevolgen voor de aangever, bepaald geen sprake van ‘ironie’ of ‘humor’, zoals gesteld door de verdediging. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 4 december 2017 tot en met 2 mei 2018
te Gouda en/of Utrecht, althansin Nederland, meermaals
(telkens
)opzettelijk [slachtoffer] heeft beledigd, door:
- één of meerdere
Facebookbericht(en) en/ofLinkedin bericht
(en
)/ post
(s
),
(telkens
)alsof deze afkomstig waren van [slachtoffer], te plaatsten en/of te sturen aan medewerkers
en/of bestuurdersvan
Pharosen/of leden en/of bestuurders van de Westerkerk, met daarin onder andere de woorden: "I AM A RELIGIOUS SEX PERVERT" en
/of
-
één of meer Linkedin uitnodiging(en)(telkens) alsof deze afkomstig waren van [slachtoffer], te sturen aan medewerkers en/of bestuurders van Phanos en/of de Nederlandse Zorgautoriteit en/of leden en/of bestuurders van de Westerkerk, en (vervolgens al dan niet na acceptatie van de uitnodiging) een link naar een door haar, verdachte, geschreven blog met daarin beledigende teksten over die [slachtoffer], onder andere inhoudende: "So, this is how our sex life went: he would penetrate me without foreplay whatsoever, when i was still dry, and start fucking me like a real porn actor, with such roughness that very soon my poor vagina was on fire." en/of "Sex got even worse than ever that week: he was mistaking me every night for an inflatable doll, my genital hole being the only part of my body he was interested in." en/of "I was now wondering where was the border between sex and rape",
- één
of meerderee-mail
(s)te sturen naar de moeder
en/of zus en/of zoonvan die [slachtoffer] inhoudende onder andere de woorden: "I am sending you proof of what a pervert your son is" en/of "But this [vrouwennaam] is only the evil tip of this sex maniac's iceberg" en
/of
- één
of meerderee-mail
(s)te sturen naar leden
en/of bestuurders van de Westerker
kinhoudende onder andere de woorden: "[slachtoffer] is a gross sex pervert".
2.
zij in
of omstreeksde periode van 4 december 2017 tot en met 2 mei 2018
te Gouda, althansin Nederland
en/of in Italië
en/of in Frankrijk, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten [slachtoffer], heeft gebruikt met het oogmerk om haar identiteit te verhelen en
/ofde identiteit van de ander
te verhelen en/ofte misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan, welk gebruik erin bestond dat zij, verdachte, één of meerdere account
(s
)en
/ofprofiel
(en
)heeft aangemaakt op Linkedin en
/ofTwitter
en/of Facebooken
/ofwww.Independent.Academia.EDU als zijnde aangemaakt door die [slachtoffer] en op die account één of meerdere berichten heeft gepost uit naam van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft over een langere periode zeer beledigende teksten over het slachtoffer naar zijn directe omgeving, waaronder zijn moeder, werkgever en leden van zijn kerk, verzonden. De aanleiding hiervoor bestond voor de verdachte uit een stukgelopen relatie met het slachtoffer. Voorts heeft zij zich schuldig gemaakt aan identiteitsfraude door onder andere op LinkedIn een profiel aan te maken en vervolgens uit naam van het slachtoffer beledigende berichten op dat profiel te plaatsen. Hiermee heeft de verdachte het slachtoffer op een bijzonder nare wijze in zijn eer en goede naam aangetast. Het handelen van de verdachte heeft bovendien, zoals is op te maken uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring, een enorme impact gehad op het persoonlijke leven van het slachtoffer en op zijn directe omgeving. Zo heeft hij door het handelen van de verdachte zijn baan verloren. De verdachte heeft hier op geen enkele wijze rekening mee gehouden en alleen gedacht aan haar eigen (wraak)gevoelens.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere strafsoort dan een gevangenisstraf.
Het hof heeft in het voordeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Bij het bepalen van de vraag of die gevangenisstraf (deels) onvoorwaardelijk moet worden opgelegd, heeft het hof voorts acht geslagen op een brief d.d. 28 oktober 2018 van de psycholoog van de verdachte, inhoudende de mededeling dat de verdachte depressieve klachten en angstige reminiscenties (ofwel: herinneringen) heeft, welke zijn gerelateerd aan een trauma die zij heeft opgelopen tijdens haar relatie met het slachtoffer. Gelet op de inhoud van deze brief en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, is het hof van oordeel dat de verdachte met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht, zoals door de verdediging bepleit. Aan het subsidiaire verzoek van de verdediging, inhoudende een nader onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte door een forensisch psycholoog, komt het hof dus niet meer toe.
Het hof zal – met name gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte – niet alsnog een gedeelte van de gevangenisstraf onvoorwaardelijk opleggen, zoals door de rechtbank aan de verdachte is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Daarnaast acht het hof het passend en geboden om aan de verdachte, ter voorkoming van strafbare feiten, een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, op te leggen voor de duur van twee jaren. Deze maatregel houdt in dat de verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer, de huidige werkgever van het slachtoffer (te weten: “[huidige werkgever]”), de toekomstige werkgever(s) van het slachtoffer alsmede de moeder van het slachtoffer, met bevel dat, voor het geval de verdachte niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden.
Voorts zal het hof ambtshalve bevelen dat voormelde maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens verdachte. Immers, heeft de verdachte in het kader van het bewezenverklaarde over een langere periode, meerdere berichten verstuurd naar een groot aantal mensen over het slachtoffer. Hierbij heeft de psychische problematiek van de verdachte een rol gespeeld, die ook thans nog een rol speelt, zoals blijkt uit het pleidooi van de raadsvrouw. Voorts is er tot op heden, ook na het bewezenverklaarde, sprake van juridische geschillen tussen de verdachte en het slachtoffer. Zo heeft het slachtoffer in april 2020 opnieuw aangifte gedaan jegens de verdachte, naar aanleiding van het zich opnieuw belastend gedragen van de verdachte in zijn richting.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 27.570,41 (bestaande uit € 25.810,41 aan materiële schade en € 1.750,00 aan immateriële schade).
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 16.199,92 (bestaande uit € 12.500,00 aan verlies aan arbeidsvermogen, € 1.949,92 voor het inschakelen van een onderzoeksbureau en het toewijzen van € 1.750,00 aan immateriële schade), met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 12.500,00 materiële schade, te weten het verlies van arbeidsvermogen, is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 1.750,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 14.250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 231b en 266 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [slachtoffer];
- de huidige werkgever van [slachtoffer] (te weten "[huidige werkgever]");
- de toekomstige werkgever(s) van [slachtoffer];
-de moeder van [slachtoffer].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 14.250,00 (veertienduizend tweehonderdvijftig euro) bestaande uit € 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 14.250,00 (veertienduizend tweehonderdvijftig euro) bestaande uit € 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 106 (honderdzes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 4 december 2017.
Dit arrest is gewezen door mr. O.E.M. Leinarts, mr. Y.J. Wijnnobel-Van Erp en mr. W.S. Korteling, in bijzijn van de griffier mr. M. Rouw.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 juni 2021.