In deze civiele zaak heeft eiser, die in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) verbleef, de Staat der Nederlanden aangeklaagd voor schadevergoeding wegens onrechtmatige detentie en geestelijk letsel. Eiser was van 1 juni 2007 tot 12 juni 2013 in de EBI geplaatst, waarbij hij gedurende een periode van 189 dagen onrechtmatig gedetineerd was. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 29.845,= en subsidiair € 14.725,=, alsook vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verblijf van eiser in de EBI onrechtmatig was, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde schade, zowel materieel als immaterieel. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat zijn bijziendheid was verergerd door de omstandigheden in de EBI en dat er geen sprake was van geestelijk letsel. De rechtbank concludeerde dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eiser, die inherent is aan detentie, niet zodanig ernstig was dat dit aanspraak op schadevergoeding rechtvaardigde. De vordering van eiser werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de Staat.