ECLI:NL:HR:2010:BL8875
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenvergoeding en schriftelijk bezwaar in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 januari 2009. De zaak betreft de proceskostenvergoeding voor bezwaar in het kader van de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2003. De Ontvanger had aan belanghebbende kosten in rekening gebracht voor de verzending van een aanmaning tot betaling van een voorlopige aanslag. Tevens was er een bedrag aan invorderingsrente vastgesteld. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze kosten en de beschikking inzake invorderingsrente, maar de Ontvanger wees deze verzoeken af. De Rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde.
Belanghebbende stelde vervolgens cassatie in, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat het beroep gegrond was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de Ontvanger de verzoeken om vergoeding van proceskosten in de bezwaarfase ten onrechte had afgewezen. De Hoge Raad benadrukte dat het indienen van bezwaar schriftelijk moet gebeuren, zoals voorgeschreven in artikel 6:4, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van het Hof kon niet in stand blijven, en de Minister van Financiën werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 26 maart 2010.