In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een B.V., tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland over een naheffingsaanslag in de Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). De rechtbank had de naheffingsaanslag verminderd van € 3.198 naar € 2.073 en een proceskostenvergoeding van € 1.598 toegekend. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de hoogte van de naheffingsaanslag en de proceskostenvergoeding ter discussie staan. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting vond plaats op 15 maart 2023.
De feiten van de zaak zijn als volgt: belanghebbende heeft een bedrag van € 4.625 aan BPM voldaan voor de registratie van een gebruikte Mercedes Benz Vito. De Inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd, uitgaande van een hogere BPM dan door belanghebbende was aangegeven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat moet worden vastgesteld op basis van de koerslijst Eurotax, en dat de waardevermindering als gevolg van schade niet hoger kan zijn dan door de Inspecteur is vastgesteld. Belanghebbende betwist deze waardering en stelt dat er een hogere historische nieuwprijs en waardevermindering moet worden aangenomen.
Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een extra leeftijdskorting, die de rechtbank ten onrechte niet heeft toegepast. Het Hof heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 1.932 en de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 1.939. De Inspecteur is veroordeeld tot het vergoeden van het betaalde griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 25 april 2023.