ECLI:NL:HR:2010:BK5182
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vrijspraak in zaak tegen verdachte wegens deelname aan een organisatie met terroristisch oogmerk
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder vrijgesproken van deelname aan een organisatie die tot doel had het plegen van (terroristische) misdrijven, waaronder het aanzetten tot haat, discriminatie en geweld. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste uitleg had gegeven aan de term 'organisatie' zoals bedoeld in de artikelen 140 en 140a van het Wetboek van Strafrecht. Het Hof had ten onrechte gesteld dat een organisatie alleen kan worden aangemerkt als er sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband met gemeenschappelijke regels en doelstellingen. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging had verlaten door deze te beperkte definitie te hanteren.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat het Hof ook een onjuiste betekenis had toegekend aan de bewoordingen 'aanzetten tot haat, discriminatie en geweld' in de tenlastelegging, die ontleend waren aan artikel 137d Sr. De Hoge Raad benadrukte dat de bescherming van kwetsbare groepen niet de enige overweging mag zijn bij de uitleg van deze termen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een juiste interpretatie van juridische termen en de noodzaak voor de lagere rechters om de grondslagen van de tenlastelegging nauwkeurig te volgen. De zaak betreft een belangrijke ontwikkeling in de rechtspraak rondom terrorismebestrijding en de juridische definities van organisaties en hun activiteiten.