ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2781

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810129-09
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige hennepteelt en deelname aan criminele organisatie met witwaspraktijken

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 27 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van grootschalige hennepteelt, diefstal van elektriciteit, deelname aan een criminele organisatie en witwassen. De verdachte was betrokken bij meerdere hennepkwekerijen in Heerhugowaard, Uithoorn en Edam-Volendam, waar hij samen met anderen opzettelijk grote hoeveelheden hennep teelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een organiserende rol had in de hennepteelt en dat hij samen met medeverdachten elektriciteit had gestolen om de kwekerijen van stroom te voorzien. De verdachte werd ook beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich richtte op het plegen van misdrijven onder de Opiumwet. Daarnaast werd hij beschuldigd van witwassen van geldbedragen en een personenauto, die afkomstig waren van de opbrengsten van de hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 30 maanden op. De rechtbank vond dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de criminele activiteiten en dat zijn rol niet als ondergeschikt kon worden gekarakteriseerd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten, waaronder de diefstal van elektriciteit in Edam, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810129-09 (P)
Datum uitspraak: 27 april 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
de verdachte,
geboren te plaats op datum,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
1 december 2010, 24 maart 2011, 25 maart 2011 en 14 april 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. B. Newitt, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie, strekkende tot aanpassing van de tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering op de terechtzitting van 24 maart 2011 is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1. (zaak 1)
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard, in een (bedrijfs)pand gelegen aan adres, één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep,in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2. (zaak 1)
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een pand gelegen aan adres heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming;
3. (zaak 3)
hij in of omstreeks de periode van 24 januari 2008 tot en met 2 oktober 2008 in de gemeente Uithoorn, in een (bedrijfs)pand gelegen aan adres, één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4. (zaak 3)
hij in of omstreeks de periode van 24 januari 2008 tot en met 2 oktober 2008 in de gemeente Uithoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een (bedrijfs)pand gelegen aan adres heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming;
5. (zaak 4)
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 23 september 2008 in de gemeente Edam-Volendam, in een (bedrijfs)pand gelegen aan adres te Edam, één of meerma(a)(len) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
6. (zaak 4)
primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 23 september 2008 in het perceel aan adres te Edam, althans in de gemeente Edam-Volendam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
N.V. Continuon Netbeheer heeft bewogen tot het teniet doen van een inschuld, te weten de voor de (rechtmatig) afgenomen elektriciteit verschuldigde kosten, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (een of meer) telwerkcijfer(s) van de elektriciteitsmeter aldaar terug gedraaid.
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 23 september 2008 in de gemeente Edam-Volendam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een (bedrijfs)pand gelegen aan adres te Edam
heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming;
7. (zaak 5)
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente(n) Amsterdam en/of Heerhugowaard en/of Uithoorn en/of Edam-Volendam en/of (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een (duurzaam) samenwerkingsverband van meerdere personen, te weten hij, verdachte, en/of *medeverdachte 1* en/of *medeverdachte 2* en/of *medeverdachte 3* en/of
*medeverdachte 4* en/of *medeverdachte 5* en/of *medeverdachte 6* en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk de/het misdrijf/misdrijven als omschreven in artikel 11 derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, te weten het meerdere malen al dan niet in de uitoefening van beroep of bedrijf tezamen en in vereniging met (een) ander(en) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval het opzettelijk aanwezig hebben, van één (of meer) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
zulks terwijl hij, verdachte, (één van) de leider(s) van voormelde organisatie was;
8. (zaak 22)
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2006 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente Waterland, te Monnickendam en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten
een personenauto (merk BMW, gekentekend *X*)
en/of
één of meer geldbedrag(en) (in totaal (ongeveer) 50.100 euro), welk(e) bedrag(en) contant is/zijn gestort op girorekening *X*, ten name van verdachte en/of zijn mededader
en/of
één of meer geldbedrag(en) (in totaal (ongeveer) 323.240 euro), welk(e) bedrag(en) contant is/zijn gestort op girorekening *X*, ten name van verdachte,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, althans heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op bovenomschreven voorwerp(en) was/waren en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf en/of heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) bovenomschreven voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die voorwerp(en) gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddelijk of middelijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
De rechtbank zal het in feit 7, zesde regel, van de tenlastelegging genoemde woord ‘omschreven’ verbeterd lezen als ‘bedoeld’, overeenkomstig de wettekst van artikel 11a Opiumwet (OW).
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
Inleiding
Op 24 maart 2009 heeft de politie een inval gedaan in een bedrijfspand aan adres in Heerhugowaard. Achter een inpandige garagedeur werd een in verschillende ruimten ingedeelde hennepkwekerij aangetroffen. Acht personen, waaronder de verdachte, zijn in het pand aangehouden en aanwezige voorwerpen, waaronder een aanhangwagen, zijn in beslag genomen. Uit het onderzoek “Colorado” dat naar aanleiding van de ontdekking van de hennepkwekerij is verricht, is het vermoeden van betrokkenheid van de verdachte en een groot aantal medeverdachten bij meerdere hennepkwekerijen of hennepknipwerkplaatsen ontstaan. Voor de verdachte betreft het, naast de hennepkwekerij aan adres te Heerhugowaard, de hennepkwekerijen aan adres te Uithoorn en adres te Edam. Tevens is uit het onderzoek de verdenking naar voren gekomen dat de verdachte samen met medeverdachten in deze hennepkwekerijen elektriciteit heeft gestolen. Daarnaast is uit het onderzoek de verdenking naar voren gekomen dat de verdachte witwashandelingen heeft gepleegd met betrekking tot een personenauto en geldbedragen.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 24 maart 2011 bekend betrokken te zijn geweest bij de hennepkwekerij te Uithoorn. Hij heeft aangegeven een rol te hebben gespeeld bij de hennepkwekerij in Heerhugowaard, maar zich op het standpunt gesteld dat deze rol onvoldoende is om te kunnen spreken van het medeplegen van telen van hennep. De verdachte heeft alle betrokkenheid bij de hennepkwekerij in Edam ontkend. Ook heeft hij op de terechtzitting aangegeven dat een criminele organisatie wellicht gebruik heeft gemaakt van zijn diensten en daarbij gesteld dat hij geen leidinggevende rol had binnen deze organisatie. Ten slotte heeft hij bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen met betrekking tot een personenauto. Ten aanzien van de geldbedragen heeft de verdediging aangevoerd dat van witwassen geen sprake is.
De rechtbank zal in het hiernavolgende de vragen dienen te beantwoorden of sprake is geweest van rechtmatig binnentreden door de politie in het pand aan adres in Heerhugowaard en, zo ja, of ten aanzien van de verdachte sprake is geweest van het medeplegen van hennepteelt, van (gekwalificeerde) van diefstal van elektriciteit, van het bestaan van een organisatie in de zin van artikel 11a OW, of de verdachte heeft deelgenomen en leiding gegeven aan deze organisatie en, ten slotte, of sprake was van het plegen van witwashandelingen met betrekking tot een personenauto en twee geldbedragen.
Verweer strekkende tot algehele vrijspraak
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor het binnentreden in het pand Adres te Heerhugowaard op 24 maart 2009 onvoldoende verdenking in de zin van artikel 9 OW bestond, nu slechts twee anonieme meldingen aan dit binnentreden ten grondslag lagen. Hierdoor zijn dit binnentreden en de daarop volgende inbeslagnemingen en aanhoudingen van verdachten onrechtmatig. De raadsman heeft geconcludeerd dat vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten moet volgen, omdat de onderzoeksresultaten van het gehele Colorado-onderzoek berusten op het door en na voornoemd binnentreden verkregen bewijsmateriaal.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat rechtmatig is binnengetreden in het pand aan adres in Heerhugowaard.
Oordeel van de rechtbank met betrekking tot het binnentreden in het pand aan adres
Op 24 maart 2009 is door de politie binnengetreden in het bedrijfspand Adres te Heerhugowaard. Tot het binnentreden is besloten, onder andere nadat op 5 februari 2009 een anonieme melding was binnengekomen bij de meldkamer van de politie Noord- Holland Noord, inhoudende dat er een loods met hennepplanten was op het hiervoor genoemde adres en dat de verantwoordelijke man een zwarte Volkswagen met het kenteken *X* had. Naar aanleiding van deze melding heeft de politie vastgesteld dat het genoemde kenteken op naam van *medeverdachte 4* stond.
Vervolgens zijn door de politie op 5 en 12 februari 2009 metingen aan het genoemde pand verricht met een warmtecamera. Tevens is toen geconstateerd dat de achterzijde van het bedrijfspand geheel verduisterd en geblindeerd was. Op 21 februari 2009 is wederom een onderzoek bij het bedrijfspand Adres verricht. De politie heeft toen geconstateerd dat achter het pand een gedemonteerde luchtafvoerpijp lag, dat de ramen van het pand beslagen waren en dat het geluid van zware ventilatoren was te horen.
Op 24 maart 2009 was de politie doende met de ontmanteling van een hennepkwekerij in een pand gelegen aan de [straatnaam] te Heerhugowaard. Door één van de verbalisanten werd toen waargenomen dat bij het pand Adres twee voertuigen stonden geparkeerd, waaronder een zwarte Volkswagen Transporter met het kenteken *X*. Ook is op die datum waargenomen dat een andere zwarte Volkswagen Transporter, met het kenteken *X*, het pand werd binnengereden. Vastgesteld werd dat dit kenteken op naam van *bedrijf* B.V. te Almere stond. Via de politie te Flevoland bleek vervolgens dat daar een melding via Meld Misdaad Anoniem was binnengekomen, inhoudende dat de eigenaar van *bedrijf* B.V. te Almere betrokken zou zijn bij het kweken van hennep in een bedrijfsloods in Almere. Zijn voornaam is *medeverdachte 4* en hij zou samen met *medeverdachte 3* in dienst zijn bij een hennepboer, die in Amsterdam en Heerhugowaard nog grotere hennepplantages zou hebben, aldus de melding.
Naar aanleiding van deze waarnemingen en informatie en op grond van de eerdere bevindingen met betrekking tot het pand Adres, is op 24 maart 2009 besloten om ook dit pand te betreden in verband met het vermoeden dat zich hier een hennepkwekerij bevond.
De rechtbank is van oordeel dat op 24 maart 2009 rechtmatig is binnengetreden in het bedrijfspand aan adres te Heerhugowaard. Zij overweegt hiertoe op grond van de hierboven weergegeven anonieme melding, het onderzoek dat naar aanleiding daarvan is verricht en de waarnemingen op 24 maart 2009 in combinatie met de bij de politie te Flevoland binnengekomen anonieme melding, redelijkerwijze kon worden vermoed dat in het bedrijfspand een overtreding van de Opiumwet werd gepleegd. Gelet hierop was de politie op grond van artikel 9 van de OW bevoegd het pand binnen te treden. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Algemene overweging met betrekking tot de verklaringen van *medeverdachte 1*
De verdediging heeft verschillende malen aangevoerd dat de verklaringen van de medeverdachte *medeverdachte 1* soms innerlijk tegenstrijdig en onbetrouwbaar zijn.
De rechtbank stelt voorop dat met verklaringen in het algemeen - en met verklaringen van medeverdachten in het bijzonder - behoedzaam dient te worden omgegaan, met name daar waar het de onderlinge rolverdeling betreft, gelet op het belang dat de medeverdachte kan hebben om zijn eigen rol te verhullen of kleiner te maken. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat de betrouwbaarheid van verklaringen van medeverdachten in hun geheel in het geding komt.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van *medeverdachte 1* in grote lijnen worden ondersteund door de inhoud van andere bewijsmiddelen. Bovendien heeft *medeverdachte 1* ook in belastende zin over zijn eigen aandeel bij een hennepkwekerij verklaard.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat zij de raadsman niet volgt in zijn standpunt dat de verklaringen van *medeverdachte 1* onbetrouwbaar zijn. De rechtbank zal zijn verklaringen dan ook bezigen voor het bewijs.
Feit 1 en feit 2 (telen van hennep en diefstal van elektriciteit in een pand in adres te Heerhugowaard)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 op de tenlastelegging.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende betrouwbare bewijsmiddelen zijn om de verdachte wegens het medeplegen van hennepteelt te kunnen veroordelen. Weliswaar zou sprake kunnen zijn van medeplichtigheid, nu de verdachte ermee heeft heeft ingestemd om regelmatig aanwezig te zijn op het kantoor van het bedrijfspand, zodat naar buiten toe de schijn werd gewekt dat in het pand een regulier bedrijf was gevestigd; dit is volgens de raadsman echter onvoldoende om van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen te kunnen spreken. De raadsman heeft daarom vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
De op 24 maart 2009 in het bedrijfspand aan adres in Heerhugowaard aangetroffen kwekerij was zeer professioneel ingericht. Er zijn 5.152 hennepplanten aangetroffen en 2.405 hennepstekken. In een bestelbus in het pand zijn nog eens 600 hennepstekken aangetroffen.
Uit onderzoek van monsters van de in beslag genomen planten en -stekken is gebleken dat het materiaal hennep betrof.
Gebleken is voorts dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij door middel van het verbreken van de zegels van de aansluitkast en het aanleggen van een extra aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om werd betrokken.
Het pand is in 2007 bezichtigd met de makelaar door de verdachte en de medeverdachten *medeverdachte 2* en *medeverdachte 1*. Vervolgens is een huurovereenkomst voor het pand gesloten tussen beheersmaatschappij *bedrijf* B.V. en *medeverdachte 1* ingaande
1 oktober 2007. Bij de aanvang van het huurcontract was het de bedoeling dat er een hennepkwekerij zou worden gevestigd. *medeverdachte 1* kreeg maandelijks contant geld van de verdachte om de huur en andere kosten van het pand te betalen.
De verdachte heeft aan *medeverdachte 1* voorgesteld om een (vals) onderhuur contract op te maken voor het pand.
*medeverdachte 2* heeft samen met anderen de kwekerij opgebouwd. De kwekerij, althans een gedeelte daarvan, is vanaf eind 2007 in werking geweest. In de ten laste gelegde periode hebben, respectievelijk, *medeverdachte 14*, *medeverdachte 4* en *medeverdachte 3* *medeverdachte 3* voor de planten en het onderhoud van de kwekerij gezorgd. Ook *medeverdachte 5* heeft gedurende één dag onderhoudswerkzaamheden in de kwekerij verricht. De kweekbakken waren in vier series verdeeld en de series kwamen steeds na elkaar in bloei. Er was een leverancier van aarde en gebruikte grond en afval werden ofwel gestort in een container, die door een derde werd opgehaald, ofwel door *medeverdachte 4* en *medeverdachte 3* in een aanhangwagen naar een afvalbedrijf in Amsterdam gebracht waar het door hen werd gestort.
De verdachte was verschillende keren aanwezig in de kwekerij. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat “men” het fijn vond als hij regelmatig op het kantoor aanwezig was om te voorkomen dat het voor de buitenwereld zou opvallen dat er weinig ‘normale’ bedrijfsactiviteiten plaatsvonden in en rond het pand.
Tot het begin van 2009 was in de kwekerij een knipploeg actief die werd aangeduid als de “oude knipploeg”, bestaande uit *medeverdachte 7*, Annie *medeverdachte 6*, *medeverdachte 8*, *medeverdachte 10*, *medeverdachte 11*, *medeverdachte 12* en *medeverdachte 13*. Deze “oude knipploeg” werd gecoördineerd door *medeverdachte 6*.
Naar aanleiding van een conflict met de “oude knipploeg” heeft *medeverdachte 4* eind 2008/begin januari 2009 een nieuwe knipploeg geworven. Vanaf begin januari 2009 tot en met 24 maart 2009 zijn *medeverdachte 15*, *medeverdachte 16* en *medeverdachte 17* als knipsters aan het werk gegaan in de kwekerij. In maart 2009 kwam daar *medeverdachte 18* bij. Zij werden aangeduid als de “nieuwe knipploeg”.
De medeverdachte *medeverdachte 2* ging over het ontslag van personen. Tevens heeft hij aan de bij de kwekerij betrokken personen werktelefoons verschaft. *medeverdachte 4* had, in ieder geval in 2009, de dagelijkse leiding in de kwekerij in Heerhugowaard.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte een organiserende en faciliterende rol heeft gespeeld ten aanzien van deze hennepkwekerij, te weten het aanzoeken van een persoon die de kwekerij kon opzetten en het betalen van de huur aan *medeverdachte 1* die het bedrijfspand van de eigenaar huurde en als dekmantel fungeerde. Tevens is uit de bewijsmiddelen naar voren gekomen dat de verdachte feitelijk verschillende malen aanwezig was in het bedrijfspand om naar buiten toe de schijn te wekken dat er een bonafide bedrijf was gevestigd en dat hij daarbij contact onderhield met verschillende in de kwekerij werkzame personen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat er tussen de verdachte en zijn medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de exploitatie van de hennepkwekerij. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte, met zijn hiervoor omschreven rol, daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Verder stelt de rechtbank vast dat sprake was van beroeps- dan wel bedrijfsmatige hennepteelt, gelet op het grote aantal planten en de professionele inrichting van de kwekerij.
Op grond van de bewijsmiddelen is bij deze kwekerij vast komen te staan dat de afgenomen elektriciteit niet via de meter werd geregistreerd: daarmee staat vast dat de elektriciteit werd weggenomen. Er is geen sprake van bewijsmiddelen waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte zelf handelingen heeft verricht die de diefstal van elektriciteit in het bedrijfspand mogelijk maakten. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat het kweken van hennepplanten dikwijls gepaard gaat met diefstal van elektriciteit. Nu ten aanzien van de verdachte bewezen verklaard wordt dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep en hij blijkens de bewijsmiddelen daarbij geen ondergeschikte rol heeft gespeeld, is de rechtbank van oordeel dat eveneens bewezen kan worden verklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen diefstal van elektriciteit heeft gepleegd. Gelet op het genoemde feit van algemene bekendheid en de feiten en omstandigheden die naar voren komen uit de bewijsmiddelen, heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de elektriciteit werd weggenomen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het beroeps- of bedrijfsmatig telen van grote hoeveelheden hennep in het pand Adres te Heerhugowaard en dat hij aldaar samen met anderen elektriciteit heeft gestolen.
Feit 3 en feit 4 (telen van hennep en diefstal van elektriciteit in een pand in Adres in Uithoorn)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van deze feiten.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het enkele ter beschikking stellen van een pand onvoldoende is om de verdachte wegens medeplegen van hennepteelt te kunnen veroordelen. Weliswaar zou sprake kunnen zijn van medeplichtigheid, nu de verdachte behulpzaam is geweest bij de hennepteelt: dit is echter onvoldoende om van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen te kunnen spreken omdat geen sprake is van bijkomende handelingen. De raadsman heeft daarom vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Op 2 oktober 2008 is door de politie binnengetreden in het bedrijfspand aan adres te Uithoorn. Er werd een professioneel ingerichte hennepkwekerij aangetroffen, met in totaal 3.679 hennepplanten en 1.526 hennepstekken.
Uit onderzoek van monsters van de in beslag genomen planten is gebleken dat het materiaal hennep betrof.
Gebleken is voorts dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij door middel van het verbreken van de zegels van de aansluitkast en het aanleggen van een extra aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om werd betrokken.
De verdachte en de medeverdachte *medeverdachte 1* betrokken dit pand in Uithoorn in verband met het voornemen om samen twee bedrijven te beginnen (onder andere het nationaal taxinummer).
Zij hadden het pand samen, maar de huurovereenkomst met ingangsdatum 1 januari 2007 stond op naam van de verdachte. Omdat er financiële problemen ontstonden, heeft de verdachte het pand ter beschikking gesteld aan derden om er een hennepkwekerij in op te zetten. Hij kreeg van deze derden de huur vergoed en daarnaast ontving hij een geldelijke vergoeding voor zijn “diensten”.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niets over de medeverdachten wil verklaren. Ook heeft hij ter terechtzitting aangegeven dat hij aanzienlijke inkomsten uit de teelt van hennep in Uithoorn heeft gehad.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte meer dan alleen behulpzaam is geweest bij het plegen van hennepteelt door een ander of anderen, dan wel dat hij daartoe alleen gelegenheid of middelen heeft verschaft. De verdachte heeft op de terechtzitting erkend dat zijn eerdere verklaring dat er sprake was van onderhuur onjuist was en dat hij het pand doelbewust ter beschikking heeft gesteld aan zijn mededader(s) teneinde in het pand een hennepkwekerij te (laten) exploiteren. De verdachte heeft voorts op de terechtzitting van 25 maart 2011 erkend dat hij een vals onderhuurcontract heeft opgemaakt, zodat hij in geval van ontdekking van de kwekerij “buiten schot” zou blijven. Daarnaast was het zijn bedoeling te zorgen dat de zaak “echt” leek, door gebruik te maken van het kantoor. De verdachte heeft volgens zijn eigen verklaring voor zijn diensten een aanzienlijke geldelijke bijdrage ontvangen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachte en zijn medeverdachten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de exploitatie van de hennepkwekerij. Met zijn hiervoor omschreven handelingen heeft de verdachte daaraan een wezenlijke bijdrage geleverd, zodat hij als medepleger van het strafbare feit kan worden aangemerkt. Verder stelt de rechtbank vast dat sprake was van beroeps- dan wel bedrijfsmatige hennepteelt, gelet op het grote aantal planten en de professionele inrichting van de kwekerij.
Op grond van de bewijsmiddelen is ook bij deze kwekerij vast komen te staan dat de afgenomen elektriciteit niet via de meter werd geregistreerd: daarmee staat vast dat de elektriciteit werd weggenomen. Ook hier is geen sprake van bewijsmiddelen waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte zelf handelingen heeft verricht die de diefstal van elektriciteit in het bedrijfspand mogelijk maakten. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is het echter een feit van algemene bekendheid dat het kweken van hennepplanten dikwijls gepaard gaat met diefstal van elektriciteit. Nu ook ten aanzien van deze kwekerij bewezen verklaard wordt dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep en hij blijkens de bewijsmiddelen daarbij geen ondergeschikte rol heeft gespeeld, kan eveneens bewezen worden verklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen diefstal van elektriciteit heeft gepleegd. Gelet op het genoemde feit van algemene bekendheid en de feiten en omstandigheden die naar voren komen uit de bewijsmiddelen, heeft de verdachte ook bij deze kwekerij minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de elektriciteit werd weggenomen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode samen met een ander of anderen meermalen heeft schuldig gemaakt aan het beroeps- of bedrijfsmatig telen van hennep in het bedrijfspand aan adres te Uithoorn en dat hij aldaar samen met een ander of anderen elektriciteit heeft weggenomen.
Feit 5 en feit 6 (telen van hennep en diefstal van elektriciteit in een pand in adres in Edam)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van deze feiten.
Ten aanzien van feit 6 heeft de officier van justitie ter terechtzitting meegedeeld dat hem uit telefonisch contact met het energiebedrijf is gebleken dat er geen sprake was van het ‘buiten de meter’ wegnemen van elektriciteit, maar dat het telwerk was teruggedraaid, zodat het onder 6 primair ten laste gelegde dient te worden bewezen verklaard.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte na september 2007 geen bemoeienis meer heeft gehad met het bedrijfspand in Edam en dat hij niet heeft geweten dat er een hennepkwekerij in het pand was gevestigd. De andersluidende verklaringen van *medeverdachte 1* (en *medeverdachte 22*) zijn inconsistent en onbetrouwbaar, aldus de raadsman. De raadsman meent dat op basis van de bewijsmiddelen onvoldoende overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij hennepteelt. Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman voorts nog aangevoerd dat sprake is van tegenstrijdige bewijsmiddelen, nu in de aangifte van het energiebedrijf enerzijds wordt gesteld dat de stroom buiten de meter om is afgenomen en anderzijds wordt gesteld dat het telwerk is teruggedraaid. Gelet hierop moet vrijspraak voor feit 6 volgen, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Op 23 september 2008 is door de politie binnengetreden in een bedrijfspand aan adres in Edam. Aangetroffen werd een kwekerij die niet (meer) in werking was. Er zijn resten van hennepplanten aangetroffen en er lag aarde. Aan de plantenresten zaten bladeren met de typerende lancet gezaagde vorm en met de typerende geur van hennep.
Ook werden plantenpotten gevuld met aarde gevonden en een tent met daarin 575 lege
plantenpotten met resten van aarde. In de tent hingen lamphouders. Verder waren in de
bedrijfsruimte ventilatoren aanwezig en een watervat met een pomp en er hingen
assimilatielampen. Gelet op deze feitelijke bevindingen, stelt de rechtbank vast dat zich in het bedrijfspand een hennepkwekerij heeft bevonden waar daadwerkelijk hennepplanten zijn geteeld.
Uit het huurcontract blijkt dat de verdachte het bedrijfspand samen met *medeverdachte
22* heeft gehuurd met ingang van 24 oktober 2006. De verdachte heeft aan
*medeverdachte 1* verteld dat hij samen met *medeverdachte 22* een hennepkwekerij
in Edam had.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachte en zijn medeverdachte *medeverdachte 22* sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de exploitatie van de hennepkwekerij. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Ook hier kan op grond van het grote aantal planten en de professionele inrichting van de kwekerij worden vastgesteld dat sprake was van beroeps- of bedrijfsmatige teelt van hennep.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelede periode meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van beroeps- of bedrijfsmatig telen van grote hoeveelheden hennep in het pand [adres]te Edam.
De rechtbank komt niet tot een bewezenverklaring van het onder 6 primair dan wel subsidiair ten laste gelegde. In het proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van de hennepkwekerij staat beschreven dat een medewerker van NUON een illegale aftapping naar de hennepkwekerij heeft waargenomen. In de aangifte van Nuon staat enerzijds vermeld dat de afgenomen elektriciteit door manipulatie van de elektriciteitsinstallatie niet via de meter werd geregistreerd en anderzijds wordt gezegd dat er aanwijzingen zijn dat het telwerk van de elektriciteitsmeter is teruggedraaid. De aan de officier van justitie op diens verzoek gedane mededeling door een medewerker van Nuon dat de aangifte zo moet worden gelezen dat sprake is geweest van het terugdraaien van de elektriciteitsmeter, laat onverlet dat op 23 september 2008 kennelijk werd geconstateerd dat er een illegale aftapping was gecreëerd ten behoeve van de kwekerij. Nu de aangifte van Nuon (in samenhang met de mededeling van de officier van justitie) en het proces-verbaal van bevindingen van het aantreffen van de kwekerij in dit opzicht tegenstrijdige informatie bevatten over de feitelijk in het bedrijfspand aangetroffen situatie, kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat sprake is van oplichting van de aangeefster Nuon, noch van diefstal van elektriciteit. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 6 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Feit 7 (deelnemen en leidinggeven aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van dit feit. De officier van justitie heeft de verdachte aangemerkt als “onderdirecteur” van de criminele organisatie en hij heeft ter onderbouwing van de rol van de verdachte als “leider” van de criminele organisatie onder meer verwezen naar verklaringen van de medeverdachte S. *medeverdachte 4*.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de deelname aan de criminele organisatie ex artikel 11a OW, met ingang van 24 januari 2008. De raadsman heeft daarnaast vrijspraak bepleit van het onderdeel van de tenlastelegging dat de verdachte aanduidt als “(één van de ) leider(s)” van de organisatie.
Oordeel van de rechtbank
Organisatie in de zin van artikel 11a Opiumwet
De rechtbank leest het woord “organisatie” in de tenlastelegging als “organisatie” in de zin van artikel 11a Opiumwet. Volgens de wetsgeschiedenis en bestendige jurisprudentie moet onder het bestanddeel organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht - en daarmee in de zin van artikel 11a van de Opiumwet - worden verstaan: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en een of meerdere andere personen (zie onder meer HR 2 februari 2010, LJN BK5182). Gelet op hetgeen hierboven is weergeven en de bewijsmiddelen opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage is de rechtbank van oordeel dat van een dergelijk samenwerkingsverband - en daarmee van een organisatie - sprake is geweest.
Deelnemen en leidinggeven aan de organisatie
Voorts stelt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte heeft deelgenomen aan deze organisatie. “Deelnemen” in de zin van artikel (140 Sr en) 11a OW betekent dat de verdachte tot het samenwerkingsverband heeft behoord en een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het in artikel (140 Sr en) 11a OW bedoelde oogmerk. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het oogmerk van de organisatie gericht was op het telen en/of het bewerken (dat wil zeggen het uitsluitend knippen van planten op kniplocaties) van hennep. Nu de verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt, is daarmee zijn deelname aan de organisatie een feit. De rechtbank neemt daarbij als begindatum van de periode van deelname aan de organisatie 1 januari 2007, zijnde de ingangsdatum van het huurcontract van het pand aan adres in Uithoorn (feit 3). Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat (ook) de hennepkwekerij in Uithoorn geëxploiteerd werd in het verband van de criminele organisatie, nu vast is komen te staan dat de hennepkwekerij in Heerhugowaard in 2008 enige tijd heeft stil gelegen nadat de hennepkwekerij in Uithoorn was ontdekt en opgerold.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen zijn waaruit blijkt van een leidinggevende rol van de verdachte binnen de criminele organisatie, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van dit bestanddeel.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank de verklaringen van *medeverdachte 4* niet bruikbaar voor het bewijs tegen de verdachte ten aanzien van feit 7. Naar het oordeel van de verdachte blijkt uit de samenhang van de stukken in het dossier dat *medeverdachte 4* onjuist, en daarmee onbetrouwbaar, heeft verklaard over de rol van de verdachte. Zo geeft *medeverdachte 4* als enige aan dat met de bijnaam “bolle” de verdachte wordt bedoeld, terwijl door vele medeverdachten is verklaard dat met “bolle” de medeverdachte *medeverdachte 2* werd bedoeld. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat waar *medeverdachte 4* bepaalde handelingen toeschrijft aan de verdachte, hij dit doet om een andere medeverdachte of zichzelf niet te belasten.
Ook overigens kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat de verdachte binnen de organisatie een leidende rol vervulde.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2007 tot en met 24 maart 2009 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Feit 8 (witwassen)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van dit feit.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdachte heeft op de terechtzitting van 24 maart 2011 bekend dat de contante stortingen (van in totaal € 323.240,-) op rekeningnummer *X* inkomsten uit de hennepteelt betroffen en dat de personenauto van het merk BMW door hem is aangeschaft met geld afkomstig van die inkomsten.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vraag of het witwassen van de personenauto kan worden bewezen verklaard, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde witwassen van de twee geldbedragen. Ten aanzien van de bedragen gestort op rekening *X* kan niet worden bewezen dat deze gelden een illegale afkomst hebben, nu verdachte heeft verklaard dat deze afkomstig waren uit een ‘spaarpotje’ van in totaal zo’n € 50.000,- van inkomsten uit een eerdere baan. Voorts stelt de raadsman dat volgens recente jurisprudentie geen sprake is van witwassen wanneer er met geld dat voorhanden is uit door de verdachte zelf gepleegde misdrijven geen gedragingen zijn gepleegd. Het enkele voorhanden hebben (op rekeningnummer *X*) van criminele gelden afkomstig van een door verdachte zelf begaan misdrijf draagt niet bij aan het verhullen of verbergen van de criminele herkomst van het geld, zodat geen sprake is van witwassen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, in samenhang met de overige bewijsmiddelen, af dat de verdachte een personenauto voorhanden heeft gehad en dat hij daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat deze auto was aangeschaft met van misdrijf (hennepteelt) afkomstig geld.
De rechtbank leidt voorts op basis van de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, in samenhang met de overige bewijsmiddelen, af dat de contante stortingen (van in totaal € 323.240,-) op rekeningnummer *X* eveneens inkomsten uit de hennepteelt betroffen en dat de verdachte deze bedragen voorhanden heeft gehad en er gebruik van heeft gemaakt.
Voorts leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat de op rekening *X* gestorte geldbedragen van in totaal € 50.100,- van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank overweegt dat de door de verdachte geschetste (al dan niet legale) herkomst van de gestorte geldbedragen niet aannemelijk is geworden. Niet is aannemelijk dat de verdachte opgespaarde contante onkostenvergoedingen uit eerdere werkzaamheden (eindigend in juli 2006) eerst geruime tijd op een voor zijn vrouw onbekende plaats zou hebben bewaard, om dit bedrag vervolgens vanaf februari 2007 tot begin 2009 verdeeld in verschillende bedragen op voornoemde rekening te storten. Daar komt nog bij deze verklaring met betrekking tot de herkomst van dit geld met name niet aannemelijk is, nu verdachte hierover (en over zijn financiële omstandigheden) eerder geheel andersluidende verklaringen heeft afgelegd. De verdachte heeft bovendien in genoemde periode geen legale inkomsten gehad, terwijl door verdachte wel is verklaard dat hij aanzienlijke inkomsten uit de hennepteelt heeft gehad.
Voorts overweegt de rechtbank dat de verdachte de bedragen op rekeningnummer *X* niet alleen voorhanden heeft gehad, maar daar ook gebruik van heeft gemaakt, hetgeen blijkt uit de (eind)saldi op het bankafschrift van 20 oktober 2008. Dit geldt ook voor de contante stortingen op rekeningnummer *X*, zoals blijkt uit het mutatieoverzicht betreffende die rekening. Gelet op deze handelingen, is ten aanzien van de genoemde personenauto en de geldbedragen sprake van witwassen in de zin van artikel 420bis, eerste lid, aanhef en onder b, Sr.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de ten laste gelegde periode zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard, in een bedrijfspand gelegen aan adres, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
2.
hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 24 maart 2009, in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand gelegen aan adres heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte en/of zijn mededaders de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking;
3.
hij in de periode van 24 januari 2008 tot en met 2 oktober 2008 in de gemeente Uithoorn, in een bedrijfspand gelegen aan adres, meermalen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
4.
hij in de periode van 24 januari 2008 tot en met 2 oktober 2008 in de gemeente Uithoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand gelegen aan adres heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking;
5.
hij in de periode van 1 december 2007 tot en met 23 september 2008 in de gemeente Edam-Volendam, in een bedrijfspand gelegen aan adres te Edam, meermalen tezamen en in vereniging met een ander, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
7.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 24 maart 2009 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een duurzaam samenwerkingsverband van meerdere personen, te weten hij, verdachte, en *medeverdachte 1* en *medeverdachte 2* en *medeverdachte 3* en *medeverdachte 4* en *medeverdachte 5* en A.J.G. *medeverdachte 6* en andere personen en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk de misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het meerdere malen in de uitoefening van beroep of
bedrijf tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk telen en/of bewerken van (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
8.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 24 maart 2009 in Nederland
- een personenauto (merk BMW, gekentekend *X*)
en
- geldbedragen van in totaal 50.100 euro, welke bedragen contant zijn gestort op girorekening *X*, ten name van verdachte,
en
- geldbedragen van in totaal 323.240 euro, welke bedragen contant zijn gestort op girorekening *X*, ten name van verdachte,
voorhanden heeft gehad en daarvan gebruikt heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1, feit 3 en feit 5, telkens:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 en feit 4, telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van feit 7:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet;
ten aanzien van feit 8:
witwassen, meermalen gepleegd.
7. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte eerder in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft bepleit zijn cliënt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, die gelijk is aan de duur van het ondergane voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep op drie locaties. Hij was de (mede)huurder van de panden in Edam en Uithoorn en actief betrokken bij het verkrijgen (in huur) van het bedrijfspand in Heerhugowaard. Op deze locaties werden vervolgens grootschalige, professioneel ingerichte hennepkwekerijen gevestigd, welke door verdachte’s medeverdachten werden onderhouden. De rol van de verdachte bestond er voorts uit dat hij op de locaties Uithoorn en Heerhugowaard “kantoor hield” en daarmee voor de buitenwereld de schijn wekte dat ter plaatse een bona fide bedrijf was gevestigd. Gedurende de ten laste gelegde en bewezen verklaarde periode van veertien maanden is de verdachte door zijn betrokkenheid bij de hennepplantages een onmisbare schakel in de teelt van hennep geweest. Hij heeft daarin een rol gespeeld die niet als ondergeschikt is aan te merken. De verdachte maakte in deze periode deel uit van een criminele organisatie die gedurende een veel langere periode op verschillende locaties hennepkwekerijen en kniplocaties heeft gehad. De hennepteelt is maatschappelijk onaanvaardbaar omdat met de handel in hennep buiten de reguliere en legale economie om grote winsten worden gemaakt. Het illegaal verdiende geld wordt vervolgens witgewassen, hetgeen leidt tot een ontwrichting van het economisch en financieel maatschappelijk verkeer. Ook verdachte heeft grote sommen geld gekregen voor zijn diensten en heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van witwashandelingen met een personenauto en geldbedragen.
In het onderzoek Colorado staan in totaal vierentwintig verdachten terecht. Om de door de rechtbank aan de verdachte op te leggen straf – ook in vergelijking tot de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd – inzichtelijk te maken, zal de rechtbank de straf uitsplitsen naar de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat voor het medeplegen van het telen van hennep (per kwekerij) – in een andere dan een ondergeschikte rol – een gevangenisstraf van in beginsel 6 maanden passend is. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de uitgangspunten die in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren ten aanzien van Opiumwetdelicten worden gehanteerd: 12 weken gevangenisstraf voor het met een zekere professionaliteit telen van 500 à 1000 planten door een first offender die niet in het kader van een georganiseerd verband handelt.
In de onderhavige zaak heeft het telen van hennep op zeer grote schaal plaatsgevonden (veel meer planten per kwekerij), op professionele wijze, namelijk in de uitoefening van beroep of bedrijf, in een georganiseerd verband en gedurende een lange periode, zodat een langere gevangenisstraf dan voorzien in de oriëntatiepunten als uitgangspunt in deze zaak passend is.
De rechtbank zal niet daarnaast nog een gevangenisstraf opleggen voor de bewezen verklaarde diefstallen van energie. Hoewel het hierbij vanzelfsprekend gaat om schadetoebrengende misdrijven, is in deze zaak de daarvoor op te leggen straf al verdisconteerd in de voor de betrokkenheid per kwekerij op te leggen gevangenisstraf.
Naast voornoemde strafbare feiten is bewezen verklaard dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft bij de verdachte niet bewezen verklaard dat hij in deze organisatie een leidende rol heeft gespeeld. Hij heeft echter wel een rol gespeeld die niet als ondergeschikt kan worden gekenschetst, zodat de rechtbank voor dit feit komt tot een gevangenisstraf van 6 maanden.
Door het telen van hennep zijn opbrengsten gegenereerd, die naar voren komen in de bewezen verklaarde witwasfeiten. Hoewel ook hier sprake is van een zekere overlap met het telen van hennep (de hennep werd tenslotte geteeld met het oog op financieel gewin) is de rechtbank van oordeel dat ook voor deze witwasfeiten een strafoplegging gerechtvaardigd is. Juist het op grote voet leven van de opbrengsten uit hennepteelt, onder meer naar voren komend uit de aanschaf van een auto ter waarde van € 51.000,- wekt immers naar de samenleving de indruk dat misdaad loont, en is daardoor zeer laakbaar. De rechtbank ziet hierin aanleiding voor het witwassen van de twee geldbedragen en de personenauto als uitgangspunt driemaal een gevangenisstraf van 2 maanden, dus een totaal van 6 maanden, te hanteren.
Voor het opleggen van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf ziet de rechtbank, ook gelet op de grotendeels ontkennende houding van verdachte, geen aanleiding. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank voorts geen aanleiding de hierboven genoemde straf te verminderen.
Ter zitting is door de verdachte nog naar voren gebracht dat de overdaad aan (negatieve) aandacht in de media voor zijn persoon tot strafvermindering zou moeten leiden. De rechtbank deelt dit standpunt niet. Dat aan de verdachte, in vergelijking met zijn medeverdachten, door de pers meer aandacht is besteed, vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat de verdachte, anders dan zijn medeverdachten, reeds voordat het Colorado-onderzoek een aanvang nam, een publiekelijke bekendheid genoot. De rechtbank ziet in dat deze omstandigheid het ondergaan van een strafvervolging extra onaangenaam maakt, doch ziet hierin, mede gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, onvoldoende aanleiding om te oordelen dat dit gecompenseerd zou moeten worden met strafvermindering.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden opleggen.
9. Beslag
Uit het dossier en het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de op 24 maart 2009 in Heerhugowaard in beslag genomen aanhanger (*KENTEKEN*) is gebruikt ten behoeve van de hennepteelt in het bedrijfspand aan adres in Heerhugowaard. Feit 1 is derhalve met behulp van de aanhanger begaan. De verdachte heeft op de terechtzitting ontkend dat de aanhangwagen aan hem toebehoort en heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet kunnen vaststellen aan wie de aanhangwagen toebehoort. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat de aanhangwagen dient te worden verbeurd verklaard.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek ‘De strafbaarheid van het bewezen verklaarde’ vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd: 1.00 STK Aanhanger *KENTEKEN*, ANSSEMS PSX2.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten en J.K. Krijnen, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 april 2011.