ECLI:NL:RBALK:2011:BQ2869

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
27 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810138-09
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige hennepteelt en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 27 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van grootschalige hennepteelt en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte was betrokken bij het telen van hennep in twee bedrijfspanden, gelegen in Uithoorn en Heerhugowaard, gedurende de periodes van 1 januari 2007 tot en met 2 oktober 2008 en van 1 augustus 2008 tot en met 24 maart 2009. Tijdens het onderzoek zijn in totaal 3.679 hennepplanten en 1.526 hennepstekken aangetroffen in Uithoorn, en 5.152 hennepplanten en 2.405 hennepstekken in Heerhugowaard. De elektriciteit voor deze kwekerijen werd illegaal afgetapt, wat ook onderdeel was van de tenlastelegging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten handelde en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op de exploitatie van de hennepkwekerijen. De verdachte heeft een faciliterende rol gespeeld door het huren van de panden en het verlenen van medewerking aan de hennepteelt. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie zwaar hebben meegewogen in de strafoplegging. De vordering van de benadeelde partij, Liander N.V., werd niet ontvankelijk verklaard, omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810138-09 (P)
Datum uitspraak: 27 april 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
de verdachte,
geboren te *plaats* op *datum*,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres *…*.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
1 december 2010 en 4, 11 en 14 april 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. Y. Quint, advocaat te 's-Hertogenbosch, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie, strekkende tot wijziging van de tenlastelegging ingevolge artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering op de terechtzitting van 4 april 2011 is toegelaten, ten laste gelegd, dat:
1. (zaak 3)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 2 oktober 2008, in elk geval in de periode van 1 november 2007 tot en met 2 oktober 2008,
in de gemeente Uithoorn, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres*,
één of meerma(a)len) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep,
in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2. (zaak 3)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 2 oktober 2008, in elk geval in de periode van 1 november 2007 tot en met 2 oktober 2008,
in de gemeente Uithoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in of uit een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres* heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen electriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming;
3. (zaak 1)
primair hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres*, één of meerma(a)len) (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep
of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft
verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep,
in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair één (of meer) ander(en) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 24 maart 2009
in de gemeente Heerhugowaard, in een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres*,
eenmaal of meermalen (telkens) met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een
beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
(een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van
1 augustus 2008 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente(n) Heerhugowaard en/of
Harenkarspel, te Tuitjenhorn, en/of (elders) in Nederland meermalen, althans éénmaal, (telkens)
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens)
opzettelijk behulpzaam is geweest door
- medewerking te verlenen aan de bezichtiging en/of indeling van het pand aan de
*adres*, en/of
- (in de wetenschap dat daarmee een dekmantel voor een hennepkwekerij werd
gecreëerd) de huurovereenkomst met betrekking tot het pand aan de *adres* op
naam van zijn bedrijf (*bedrijf* B.V.) te (laten) stellen, en/of
- (van *medeverdachte 2*) contante huurpenningen voor het pand aan de *adres* in
ontvangst te nemen en deze per bank aan verhuurder te voldoen, en/of
- het onderhouden van de bij het pand aan de *adres* behorende tuin en/of door
het verrichten van andere (onderhouds)werkzaamheden ter plaatse teneinde daarmee
de hennepteelt in het pand aan de *adres* voor de buitenwereld (mede) te
verhullen;
4. (zaak 1)
primair hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 24 maart 2009, in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening in of uit een (bedrijfs)pand gelegen aan de *adres* heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming;
subsidiair één (of meer) ander(en) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 24 maart
2009 in de gemeente Heerhugowaard (telkens) met elkaar, althans één van hen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een (bedrijfs)pand gelegen aan de
*adres* heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele
toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik is gebracht door
middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van
1 augustus 2008 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente(n) Heerhugowaard en/of
Harenkarspel, te Tuitjenhorn, en/of (elders) in Nederland meermalen, althans éénmaal, (telkens)
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door
- medewerking te verlenen aan de bezichtiging en/of indeling van het pand aan de *adres*, en/of
- (in de wetenschap dat daarmee een dekmantel voor een hennepkwekerij werd gecreëerd) de huurovereenkomst met betrekking tot het pand aan de *adres* op
naam van zijn bedrijf (*bedrijf* B.V.) te (laten) stellen, en/of
- (van *medeverdachte 2*) contante huurpenningen voor het pand aan de *adres* in ontvangst te nemen en deze per bank aan verhuurder te voldoen, en/of
- (zodoende) mogelijk te maken dat een (voor hennepteelt bestemd) pand werd verkregen waarin met medeweten van verdachte elektriciteit wederrechtelijk werd
toegeëigend en/of wederrechtelijk kon blijven worden toegeëigend;
5. (zaak 5)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente(n) Harenkarspel en/of Heerhugowaard en/of Uithoorn en/of (elders) in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een (duurzaam) samenwerkingsverband van meerdere personen, te weten hij, verdachte, en/of *medeverdachte 2* en/of *medeverdachte 1* en/of *medeverdachte 4* en/of *medeverdachte 5* en/of *medeverdachte 3* en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk de/het misdrijf/misdrijven als omschreven in artikel 11 derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, te weten het meerdere malen al dan niet in de uitoefening van beroep of bedrijf tezamen en in vereniging met (een) ander(en) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval het opzettelijk aanwezig hebben, van één of meer grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep, in elk geval van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
De rechtbank zal het in feit 5, achtste regel, van de tenlastelegging genoemde woord ‘omschreven’ verbeterd lezen als ‘bedoeld’, overeenkomstig de wettekst van artikel 11a van de Opiumwet.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Inleiding
Op 24 maart 2009 heeft de politie een inval gedaan in een bedrijfspand aan de *adres* in Heerhugowaard. Achter een inpandige garagedeur werd een in verschillende ruimten ingedeelde hennepkwekerij aangetroffen. Acht personen zijn in het pand aangehouden en aanwezige voorwerpen, waaronder mobiele telefoons en twee bestelauto’s zijn in beslag genomen. Uit het onderzoek “Colorado” dat naar aanleiding van de ontdekking van de hennepkwekerij is verricht, is het vermoeden van betrokkenheid van de verdachte en een groot aantal medeverdachten bij meerdere hennepkwekerijen of hennepknipwerkplaatsen ontstaan. Voor de verdachte betreft het, naast de hennepkwekerij aan de *adres* te Heerhugowaard, de hennepkwekerij aan de *adres* te Uithoorn. Tevens is uit het onderzoek de verdenking naar voren gekomen dat de verdachte samen met medeverdachten in de hennepkwekerijen aan de *adres* te Heerhugowaard en aan de *adres* te Uithoorn elektriciteit heeft gestolen.
De rechtbank zal in het hiernavolgende de vragen dienen te beantwoorden of ten aanzien van de verdachte sprake is geweest van het telen van hennep, van (gekwalificeerde) diefstal van elektriciteit, van het bestaan van een organisatie in de zin van artikel 11a OW en, ten slotte, of de verdachte heeft deelgenomen aan deze organisatie.
Feit 1 en feit 2 (medeplegen van telen van hennep en diefstal van elektriciteit in een pand aan de *adres* te Uithoorn)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot vrijspraak van deze feiten.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het telen van hennep en het wegnemen van stroom. De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de feiten 1 en 2.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Op 2 oktober 2008 is door de politie binnengetreden in het bedrijfspand aan de *adres* te Uithoorn. Er werd een professioneel ingerichte hennepkwekerij aangetroffen, met in totaal 3.679 hennepplanten en 1.526 hennepstekken.
Uit onderzoek van monsters van de in beslag genomen planten is gebleken dat het materiaal hennep betrof.
Gebleken is voorts dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij door middel van het verbreken van de zegels van de aansluitkast en het aanleggen van een extra aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om werd betrokken.
De verdachte en de medeverdachte *medeverdachte 2* betrokken dit pand in Uithoorn in verband met het voornemen om samen twee bedrijven te beginnen (onder andere het nationaal taxinummer).
Zij hadden het pand samen, maar de huurovereenkomst met ingangsdatum 1 januari 2007 stond op naam van de medeverdachte *medeverdachte 2*.
De eerste maanden werd de maandelijkse huur van circa 5.000 euro betaald van de gezamenlijke rekening van de verdachte en *medeverdachte 2* als compagnons. Omdat er financiële problemen ontstonden, heeft *medeverdachte 2* het pand ter beschikking gesteld aan derden om er een hennepkwekerij in op te zetten. *medeverdachte 2* kreeg van deze derden de huur vergoed en daarnaast ontving hij een geldelijke vergoeding voor zijn “diensten”. De verdachte kwam tot en met begin 2007 elke dag in het pand en daarna als hij in de buurt was. De verdachte wist dat kort na de aanvang van de huur een muur in het pand was gezet. Omstreeks juni/juli 2007 heeft *medeverdachte 2* aan de verdachte verteld dat er in Uithoorn een hennepkwekerij zat. De verdachte heeft wel eens hennep geroken. Hij wist dat het fout zat, maar hij heeft zijn “kop in het zand gestoken”.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen is af te leiden dat de medeverdachte *medeverdachte 2* weliswaar initiatiefnemer was voor het (laten) opzetten van een hennepkwekerij in het bedrijfspand in Uithoorn, maar de verdachte was in ieder geval vanaf juni/juli 2007 op de hoogte van deze kwekerij en niet gebleken is dat hij zich op enigerlei wijze van deze illegale activiteit heeft gedistantieerd. Voorts heeft de verdachte voordeel gehad van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in het bedrijfspand, nu vast is komen te staan dat *medeverdachte 2* en hij de huurkosten van het pand feitelijk niet meer droegen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachte en zijn medeverdachte(n) sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de exploitatie van de hennepkwekerij. Blijkens het voorgaande heeft de verdachte daaraan een wezenlijke bijdrage geleverd, zodat hij als medepleger van het strafbare feit kan worden aangemerkt. Die bijdrage bestaat uit het samen met de medeverdachte *medeverdachte 2* faciliteren van de hennepteelt in het bedrijfspand.
Verder acht de rechtbank bewezen dat sprake was van beroeps- dan wel bedrijfsmatige hennepteelt, gelet op het grote aantal planten en de professionele inrichting van de kwekerij.
Op grond van de bewijsmiddelen is bij deze kwekerij vast komen te staan dat de afgenomen elektriciteit niet via de meter werd geregistreerd, daarmee staat vast dat de elektriciteit werd weggenomen. Niet bewezen kan worden dat de verdachte zelf handelingen heeft verricht die de diefstal van elektriciteit in het bedrijfspand mogelijk maakten. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat het kweken van hennepplanten dikwijls gepaard gaat met diefstal van elektriciteit. Nu ten aanzien van de verdachte bewezen verklaard wordt dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep en hij blijkens de bewijsmiddelen daarbij geen ondergeschikte rol heeft gespeeld, is de rechtbank van oordeel dat eveneens bewezen kan worden verklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen diefstal van elektriciteit heeft gepleegd. Gelet op de feiten en omstandigheden die naar voren komen uit de bewijsmiddelen, heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de elektriciteit werd weggenomen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode samen met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan het meermalen beroeps- of bedrijfsmatig telen van hennep in het bedrijfspand aan de *adres* te Uithoorn en dat hij aldaar samen met een ander of anderen elektriciteit heeft gestolen.
Feit 3 en feit 4 (medeplegen van telen van hennep en diefstal van elektriciteit in een pand aan de *adres* te Heerhugowaard )
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot vrijspraak van het onder 3 primair en 4 primair ten laste gelegde en bewezenverklaring van het onder 3 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte contante huurpenningen van de medeverdachte *medeverdachte 2* heeft ontvangen en deze per bank heeft overgemaakt aan de verhuurder van het pand en voorts dat de verdachte onderhoudswerkzaamheden aan het pand en de tuin heeft verricht teneinde daarmee de hennepteelt in het pand voor de buitenwereld te verhullen. De officier van justitie beschouwt de verdachte als een “facilitator”, die een bijdrage heeft geleverd om de hennepteelt mogelijk te maken. Door niet een einde te maken aan de afgetapte elektriciteit in het pand, heeft de verdachte ertoe bijgedragen dat het wegnemen van de elektriciteit bleef voortduren.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het telen van hennep en het wegnemen van stroom. De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de feiten 3 primair en 4 primair. De rol van de verdachte was hoogstens faciliterend van aard, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage, stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
De op 24 maart 2009 in het bedrijfspand aan de *adres* in Heerhugowaard aangetroffen kwekerij was zeer professioneel ingericht. Er zijn 5.152 hennepplanten aangetroffen en 2.405 hennepstekken. In een bestelbus in het pand zijn nog eens 600 hennepstekken aangetroffen.
Uit onderzoek van monsters van de in beslag genomen planten en -stekken is gebleken dat het materiaal hennep betrof.
Gebleken is voorts dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij door middel van het verbreken van de zegels van de aansluitkast en het aanleggen van een extra aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om werd betrokken.
Het pand is in 2007 bezichtigd met de makelaar door de verdachte en de medeverdachten *medeverdachte 1* en *medeverdachte 2*. Vervolgens is een huurovereenkomst voor het pand gesloten tussen beheersmaatschappij *bedrijf* B.V. en de verdachte ingaande 1 oktober 2007. Bij de aanvang van het huurcontract was het de bedoeling dat er een hennepkwekerij zou worden gevestigd. De verdachte kreeg maandelijks contant geld van de medeverdachte *medeverdachte 2* om de huur en andere kosten van het pand te betalen.
De medeverdachte *medeverdachte 2* heeft aan de verdachte voorgesteld om een (vals) onderhuur contract op te maken voor het pand.
*medeverdachte 1* heeft samen met anderen de kwekerij opgebouwd. De kwekerij, althans een gedeelte daarvan, is vanaf eind 2007 in werking geweest. In de ten laste gelegde periode hebben, respectievelijk, *medeverdachte 14*, *medeverdachte 4* en *medeverdachte 3* voor de planten en het onderhoud van de kwekerij gezorgd. Ook *medeverdachte 5* heeft gedurende één dag onderhoudswerkzaamheden in de kwekerij verricht. De kweekbakken waren in vier series verdeeld en de series kwamen steeds na elkaar in bloei. Er was een leverancier van aarde, en gebruikte grond en afval werden ofwel gestort in een container, die door een derde werd opgehaald, ofwel door *medeverdachte 4* en *medeverdachte 3* in een aanhangwagen naar een afvalbedrijf in Amsterdam gebracht waar het door hen werd gestort.
De medeverdachte *medeverdachte 2* was verschillende keren aanwezig in de kwekerij. Tot het begin van 2009 was in de kwekerij een knipploeg actief die werd aangeduid als de “oude knipploeg”, bestaande uit *medeverdachte 7*, *medeverdachte 6*, *medeverdachte 8*, *medeverdachte 10*, *medeverdachte 11*, *medeverdachte 12* en *medeverdachte 13*. Deze knipploeg werd gecoördineerd door *medeverdachte 6*.
Naar aanleiding van een conflict met de “oude knipploeg” heeft *medeverdachte 4* eind 2008/begin januari 2009 een nieuwe knipploeg geworven. Vanaf begin januari 2009 tot 24 maart 2009 zijn *medeverdachte 15*, *medeverdachte 16* en *medeverdachte 17* als knipsters aan het werk gegaan in de kwekerij. In maart 2009 kwam daar *medeverdachte 18* bij. Zij werden aangeduid als de “nieuwe knipploeg”.
De medeverdachte *medeverdachte 1* ging over het ontslag van personen. Tevens heeft hij aan de bij de kwekerij betrokken personen werktelefoons verschaft. *medeverdachte 4* had, in ieder geval in 2009, de dagelijkse leiding.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte een faciliterende rol heeft gespeeld ten aanzien van deze hennepkwekerij, te weten het huren van het bedrijfspand van de eigenaar en het fungeren als dekmantel. Anders dan de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat deze rol niet slechts medeplichtigheid oplevert, maar leidt tot het aannemen van het medeplegen van het telen van hennep.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt namelijk uit de bewijsmiddelen dat er tussen de verdachte en zijn medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de exploitatie van de hennepkwekerij. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte, met zijn hiervoor omschreven rol, daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Op grond van de bewijsmiddelen is bij deze kwekerij vast komen te staan dat de afgenomen elektriciteit niet via de meter werd geregistreerd: daarmee staat vast dat de elektriciteit werd weggenomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het kweken van hennepplanten dikwijls gepaard gaat met diefstal van elektriciteit. Nu ten aanzien van de verdachte bewezen verklaard wordt dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep en hij blijkens de bewijsmiddelen daarbij geen ondergeschikte rol heeft gespeeld, is de rechtbank van oordeel dat eveneens bewezen kan worden verklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen diefstal van elektriciteit heeft gepleegd. Gelet op de feiten en omstandigheden die naar voren komen uit de bewijsmiddelen, heeft de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de elektriciteit werd weggenomen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het beroeps- of bedrijfsmatig telen van grote hoeveelheden hennep in het pand *adres* te Heerhugowaard en dat hij aldaar samen met anderen elektriciteit heeft weggenomen.
Feit 5 (deelneming aan een criminele organisatie)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van feit 5. Volgens de officier van justitie gaat de bewijsbare periode in op 1 augustus 2008 nu de verdachte in de visie van de officier van justitie vanaf die datum als medeplichtige betrokken is geweest bij hennepteelt in Heerhugowaard.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak van dit feit dient te volgen. De raadsman heeft aangevoerd dat de betrokkenheid van de verdachte te beperkt is - namelijk hoogstens bij het pand in Heerhugowaard - om hem als deelnemer te kunnen kwalificeren.
Oordeel van de rechtbank
Organisatie in de zin van artikel 11a Opiumwet
De rechtbank leest het woord “organisatie” in de tenlastelegging als “organisatie” in de zin van artikel 11a Opiumwet. Volgens de wetsgeschiedenis en bestendige jurisprudentie moet onder het bestanddeel organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht - en daarmee in de zin van artikel 11a van de Opiumwet - worden verstaan: een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en een of meerdere andere personen (zie onder meer HR 2 februari 2010, LJN BK5182). Gelet op hetgeen hierboven is weergeven en de bewijsmiddelen opgenomen in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage is de rechtbank van oordeel dat van een dergelijk samenwerkingsverband - en daarmee van een organisatie - sprake is geweest.
Deelnemen aan een organisatie
Voorts stelt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte heeft deelgenomen aan deze organisatie. Deelnemen in de zin van artikel (140 Sr en) 11a OW betekent dat de verdachte tot het samenwerkingsverband heeft behoord en een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het in artikel (140 Sr en) 11a OW bedoelde oogmerk.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het oogmerk van de organisatie gericht was op het (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) telen en/of het bewerken (dat wil zeggen het uitsluitend knippen van planten op kniplocaties) van hennep. Nu de verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt, is daarmee zijn deelname aan de organisatie een feit.
De rechtbank acht bewezen dat de periode van deelname aan de organisatie voor wat betreft de verdachte aanvangt op 1 januari 2007, nu bewezen wordt verklaard dat hij zich in de periode vanaf 1 januari 2007 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van hennepteelt in de kwekerij in Uithoorn (feit 1). Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat (ook) de hennepkwekerij in Uithoorn geëxploiteerd werd in het verband van de criminele organisatie, onder meer nu vast is komen te staan dat de hennepkwekerij in Heerhugowaard in 2008 enige tijd heeft stil gelegen nadat de hennepkwekerij in Uithoorn was ontdekt en opgerold.
De rechtbank zal de duur van de deelname aan de organisatie door de verdachte betrekken bij de aard en omvang van de op te leggen straf, net als de specifieke taken die de verdachte in deze organisatie heeft verricht en het daaraan toe te kennen gewicht.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie in de zin van artikel 11a van de Opiumwet.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 2 oktober 2008 in de gemeente Uithoorn, in een bedrijfspand gelegen aan de *adres*, meermalen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
2.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 2 oktober 2008 in de gemeente Uithoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand gelegen aan de *adres* heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking;
3. primair
hij in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 24 maart 2009 in de gemeente Heerhugowaard, in een bedrijfspand gelegen aan de *adres*, meermalen tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld grote hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
4. primair
hij in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 24 maart 2009, in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand gelegen aan de *adres* heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte en/of zijn mededaders de weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking;
5.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 24 maart 2009 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een duurzaam samenwerkingsverband van meerdere personen, te weten hij, verdachte, en *medeverdachte 2* en *medeverdachte 1* en *medeverdachte 4* en *medeverdachte 5* en *medeverdachte 3* en andere personen en welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk de misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het meerdere malen in de uitoefening van beroep of bedrijf tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk telen en/of bewerken van (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende hennep;
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en feit 3, telkens:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 en feit 4, telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van feit 5:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet;
7. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenis-straf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen eventueel aangevuld met een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie van 16 maart 2011, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor overtreding van de Opiumwet is veroordeeld.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende overwogen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep op twee locaties. Hij heeft, samen met de medeverdachte *medeverdachte 2*, de vestiging van hennepkwekerijen in de bedrijfspanden in Uithoorn en Heerhugowaard gefaciliteerd. Deze grootschalige, professioneel ingerichte hennepkwekerijen werden door verdachte’s medeverdachten onderhouden. Gedurende een lange periode is de verdachte door zijn betrokkenheid bij de hennepplantages een onmisbare schakel in de teelt van hennep geweest. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat hij daarin een rol heeft gespeeld die niet als ondergeschikt is aan te merken. De verdachte maakte in deze periode deel uit van een criminele organisatie die gedurende een veel langere periode op verschillende locaties hennepkwekerijen en kniplocaties heeft gehad. De hennepteelt is maatschappelijk onaanvaardbaar omdat met de handel in hennep buiten de reguliere en legale economie om grote winsten worden gemaakt.
In het onderzoek Colorado staan in totaal vierentwintig verdachten terecht. Om de door de rechtbank aan de verdachte op te leggen straf – ook in vergelijking tot de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd – inzichtelijk te maken, zal de rechtbank de straf uitsplitsen naar de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat voor het medeplegen van het telen van hennep – in een andere dan een ondergeschikte rol – een gevangenisstraf van in beginsel 6 maanden passend is. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de uitgangspunten die in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren ten aanzien van Opiumwetdelicten worden gehanteerd: 12 weken gevangenisstraf voor het met een zekere professionaliteit telen van 500 à 1000 planten door een first offender die niet in het kader van een georganiseerd verband handelt.
In de onderhavige zaak heeft het telen van hennep op zeer grote schaal plaatsgevonden (veel meer planten per kwekerij), op professionele wijze, namelijk in de uitoefening van beroep of bedrijf, in een georganiseerd verband en gedurende een lange periode, zodat een langere gevangenisstraf dan voorzien in de oriëntatiepunten als uitgangspunt in deze zaak passend is.
De rechtbank zal niet daarnaast nog een gevangenisstraf opleggen voor de bewezen verklaarde diefstallen van energie. Hoewel het hierbij vanzelfsprekend gaat om schadetoebrengende misdrijven, is in deze zaak de daarvoor op te leggen straf al verdisconteerd in de voor de betrokkenheid per kwekerij op te leggen gevangenisstraf.
Naast voornoemde strafbare feiten is bewezen verklaard dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Hij heeft een rol gespeeld die niet als ondergeschikt kan worden gekenschetst, zodat de rechtbank voor dit feit komt tot een gevangenisstraf van 6 maanden.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van in totaal 18 maanden aan de verdachte behoort te worden opgelegd.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank voorts geen aanleiding de hierboven genoemde straf te verminderen.
10. Vordering van de benadeelde partij
Liander N.V.
De benadeelde partij Liander N.V., heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 250.967,20 wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat ten aanzien van dit feit bij verschillende verdachten diverse pleegperioden zijn ten laste gelegd, en dat de ten laste gelegde periode van de diefstal van elektriciteit niet aansluit bij de berekening van het nadeel door de benadeelde partij. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek ‘Bewezenverklaring’ bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek ‘De strafbaarheid van het bewezen verklaarde’ vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij Liander N.V. niet ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Lolkema, voorzitter,
mr. N.O.P. Roché en mr. E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van J.K. Krijnen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 april 2011.