ECLI:NL:HR:2010:BK3786
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en onderwijsvrijstelling in het kader van eindexamenontwikkeling
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan Stichting X te Z is opgelegd over de periode van 1 januari 1998 tot en met 31 december 2002. De naheffingsaanslag werd door de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank te Arnhem. De Rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, waarbij de naheffingsaanslag werd verminderd. Hierna stelde belanghebbende hoger beroep in bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de naheffingsaanslag verder verminderde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de door belanghebbende verrichte diensten, die verband houden met het ter beschikking stellen van docenten aan het CITO voor het ontwikkelen van eindexamenopgaven, moeten worden aangemerkt als nauw met onderwijs samenhangende diensten. Dit is van belang voor de toepassing van de vrijstelling van omzetbelasting op basis van artikel 13, A, lid 1, letter i, van de Zesde richtlijn. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, vermindert de naheffingsaanslag tot € 3451 en gelast dat de Staat het griffierecht van € 433 vergoedt aan belanghebbende. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van belanghebbende vastgesteld op € 1932 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de rol van docenten in het onderwijs en hoe hun werkzaamheden voor het CITO bijdragen aan de kwaliteit van eindexamens. De Hoge Raad concludeert dat de diensten die door de onderwijsinstelling aan het CITO zijn verleend, als onderwijsgerelateerd moeten worden beschouwd, wat leidt tot een vrijstelling van de omzetbelasting.