ECLI:NL:HR:2009:BK3065
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van uitspraak inzake niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 november 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De belanghebbende, een inwoner van Polen, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de Inspecteur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Het Hof had het beroep van de belanghebbende tegen deze uitspraak ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had verzuimd de brief van 25 januari 2000 van de gemachtigde van de belanghebbende als bezwaarschrift aan te merken. In deze brief werd duidelijk gemaakt dat de belanghebbende bezwaar had tegen de definitieve aanslag, ondanks dat de schriftelijke machtiging tot indiening van een bezwaarschrift pas later was ondertekend. De Hoge Raad concludeerde dat de Inspecteur het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de brief binnen de termijn van zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet was ingediend.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van de belanghebbende, inclusief griffierechten en kosten voor rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte behandeling van bezwaarschriften en de noodzaak voor de belastingautoriteiten om zorgvuldig om te gaan met de adressering van aanslagen.