ECLI:NL:HR:2009:BJ2795
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over rechtmatige uitoefening van ambtenaren bij aanhouding
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 25 juni 2007 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1985. De verdachte was op 5 december 2005 in Utrecht aangehouden door een agent van politie, op basis van een bevel van de Officier van Justitie tot aanhouding buiten heterdaad. De verdachte heeft zich verzet tegen deze aanhouding, wat leidde tot geweld tegen de opsporingsambtenaar. De verdediging stelde dat het bevel tot aanhouding niet rechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond. Het hof oordeelde echter dat het niet relevant was waarom het bevel was gegeven, maar dat er een dergelijk bevel was gegeven, waardoor de agenten in de rechtmatige uitoefening van hun bediening handelden. De Hoge Raad bevestigde deze opvatting en oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn van art. 6 EVRM was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte.