ECLI:NL:HR:2009:BI5627
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Overmacht en ongewenstverklaring van vreemdeling in het licht van het Vluchtelingenverdrag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, een vreemdeling uit de Democratische Republiek Congo, was ongewenst verklaard in Nederland na een veroordeling voor foltering. Hij had asiel aangevraagd, maar dit was afgewezen op grond van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, dat bescherming uitsluit voor personen die ernstige misdrijven hebben gepleegd. De verdachte werd op 9 mei 2006 aangehouden, terwijl hij in Nederland verbleef ondanks zijn ongewenstverklaring. Hij voerde aan dat hij niet in staat was om Nederland te verlaten, omdat er geen ander land was waar hij naartoe kon gaan. Het Hof had geoordeeld dat de situatie van de verdachte een patstelling benaderde, maar verwierp zijn beroep op overmacht omdat niet was aangetoond dat hij voldoende inspanningen had geleverd om aan zijn vertrekplicht te voldoen. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van het Hof onvoldoende was, omdat niet duidelijk was gemaakt welke inspanningen van de verdachte redelijkerwijs verwacht konden worden en of deze inspanningen, eventueel met ondersteuning van de Nederlandse overheid, resultaat zouden hebben kunnen opleveren. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug voor herbehandeling.