In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Middelburg. De verdachte, geboren in Syrië in 1964, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor valsheid in geschrifte en verblijf als ongewenst vreemdeling. De zaak betreft twee parketnummers: 12-707255-09 en 12-705125-10. De verdachte had een schriftelijke verklaring valselijk opgemaakt, waarin hij stelde dat hij vanaf 8 maart 2007 geen inkomsten had ontvangen, terwijl hij in werkelijkheid wel inkomsten had genoten. Daarnaast verbleef hij in Nederland terwijl hij wist dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard.
Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis van de eerste rechter te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie maanden, toegewezen. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten die hem ten laste waren gelegd. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van twee jaar.
De verdachte werd vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, omdat het hof oordeelde dat hij niet strafbaar was voor het verblijf als ongewenst vreemdeling, gezien de bijzondere omstandigheden van zijn situatie. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de risico's die de verdachte zou lopen bij terugkeer naar Syrië, in het licht van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).