2.3. Met betrekking tot de onder 1 bewezenverklaarde voorbedachte raad heeft het Hof het volgende overwogen:
"De raadsman van verdachte, mr. J. Klopstra, heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat verdachte van de onder 1 primair ten laste gelegde moord dient te worden vrijgesproken, nu verdachte weliswaar de tijd heeft gehad om zich te beraden op het genomen of te nemen besluit en de gevolgen daarvan, maar hij in onvoldoende mate over de vaardigheden beschikt om daadwerkelijk van deze gelegenheid gebruik te hebben kunnen maken. De beperkte geestesvermogens van verdachte in combinatie met de stressvolle situatie waarin hij zich bevond, moeten volgens de raadsman leiden tot de conclusie dat van kalm beraad en rustig overleg geen sprake kan zijn geweest, zodat de voorbedachte raad ten aanzien van de levensberoving niet bewezen kan worden.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Op de avond van 12 december 2006, rond 18:45 uur, neemt verdachte de toen 12-jarige [slachtoffer] mee in zijn camper. Hij rijdt met haar naar een stille weg, waar hij haar betast. Omdat de camper op de weg staat, rijdt hij door naar de daar vlakbij gelegen Valtherdijk te Valthermond en parkeert de camper op een dam. Vervolgens verkracht hij [slachtoffer] achterin de camper. Omdat er in de camper onvoldoende ruimte is, neemt hij [slachtoffer] mee naar buiten. Hij houdt haar vast bij haar sjaal / das en neemt haar mee naar de bosjes even verderop. Onderweg schopt hij haar. Bij de bosjes verkracht hij [slachtoffer] voor de tweede keer. Nadat zij zich hebben aangekleed, trekt verdachte [slachtoffer] aan haar sjaal / das in de richting van de camper. [Slachtoffer] stribbelt tegen en gaat achterover hangen. Verdachte slaat en schopt [slachtoffer] hierop in haar gezicht en trapt tegen haar ribben en haar benen. Hij sleept haar over de grond. [Slachtoffer] komt in de sloot terecht en loopt er doorheen onderweg naar de camper. Bij de camper aangekomen laat verdachte [slachtoffer] los en gaat achter het stuur zitten. Hij start de motor en rijdt achteruit de weg op. Daarbij raakt hij [slachtoffer]. [Slachtoffer] gaat door de knieën, maar komt weer overeind. Als de camper recht op de weg staat, staat [slachtoffer] voorover gebogen voor de camper. Verdachte trekt op en rijdt tegen [slachtoffer] aan. Hij rijdt de Valtherdijk af in de richting van de Drentse Mondenweg. In zijn spiegel ziet hij dat [slachtoffer] op de weg ligt. In de nabijheid van de kruising Valtherdijk / Drentse Mondenweg keert hij de camper en staat ongeveer 10 minuten stil. Hij laat de motor stationair draaien. Vervolgens rijdt verdachte de Valtherdijk weer op en rijdt met een snelheid van 50 tot 55 km/u over [slachtoffer], die nog steeds op de weg ligt, heen. Hierna dumpt verdachte de fiets van [slachtoffer] en de plastic tas die zij bij zich had in de omgeving van de Valtherdijk. Op 12 december 2006 omstreeks 20:15 uur wordt het lichaam van [slachtoffer] gevonden door een automobilist die vlak daarvoor op de Valtherdijk door een camper uit tegengestelde richting is gepasseerd.
Uit het verslag van de gerechtelijke sectie blijkt dat [slachtoffer] door heftig botsend en samendrukkend geweld om het leven is gekomen.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad is voldoende dat komt vast te staan dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Of verdachte ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van deze gelegenheid, is - anders dan de raadsman stelt - daarbij niet van belang.
Het hof leidt uit de hierboven weergegeven feitelijke gang van zaken af dat verdachte ruimschoots de tijd heeft gehad om zich te beraden. Verdachte heeft immers verklaard dat hij, nadat hij [slachtoffer] had aangereden, in de richting van de Drentse Mondenweg is gereden, dat hij in de nabijheid van de kruising Valtherdijk / Drentse Mondenweg ongeveer 10 minuten stil is blijven staan en dat hij vervolgens is teruggereden over de Valtherdijk en over [slachtoffer] heen is gereden. Uit deze verklaring, in samenhang bezien met het feit dat de afstand van de kruising Valtherdijk / Drentse Mondenweg tot de vindplaats van het lichaam van [slachtoffer], blijkens een aanvullend proces-verbaal van 30 januari 2008, ongeveer 900 meter bedraagt, volgt dat het besluit om [slachtoffer] te overrijden niet het gevolg is geweest van een (plotselinge) opwelling. Voor verdachte heeft de tijd en de gelegenheid bestaan na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij het bovenstaande dient te worden opgemerkt dat het sectieverslag vermeldt dat de vele letsels die het lichaam van [slachtoffer] vertoonde alle bij leven en zeer snel opeenvolgend zijn opgelopen, hetgeen de mogelijkheid uitsluit dat [slachtoffer] reeds is overleden nadat zij door verdachte was aangereden toen hij optrok en in de richting van de Drentse Mondenweg reed. Verder valt uit het verslag op te maken dat [slachtoffer] op het moment dat ze werd overreden op de weg moet hebben gelegen of gezeten, aangezien er geen breuken van haar benen zijn geconstateerd.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte raad om het leven heeft gebracht, door met zijn camper over haar heen te rijden. Het hof verwerpt het gevoerde verweer."