ECLI:NL:HR:2000:AA6308
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor moord en poging tot moord met verpleging van overheidswege
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Almere Binnen', was veroordeeld voor moord en poging tot moord. Het Gerechtshof had de verdachte, met vernietiging van een eerder vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, veroordeeld tot acht jaren gevangenisstraf en ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G. Spong.
De Hoge Raad heeft de argumenten van de verdachte beoordeeld, waaronder de stelling dat de bewezenverklaring van voorbedachte raad niet uit de bewijsmiddelen kon worden afgeleid. Het Hof had echter op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de overwegingen ter verwerping van het bewijsverweer vastgesteld dat de verdachte na een mislukte verzoeningspoging met zijn vrouw zijn aanvankelijke voornemen om zijn kinderen te vermoorden had uitgevoerd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de verwerping van het bewijsverweer op toereikende gronden had gedaan.
Daarnaast werd het verweer van de verdachte dat hij ontoerekeningsvatbaar was, verworpen. Het Hof had geconcludeerd dat, zelfs als er sprake zou zijn van een 'voodoo'-invloed, deze niet tegen de slachtoffers was gericht. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen tot cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de veroordeling van de verdachte in stand bleef.