ECLI:NL:HR:2009:BI0539
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beslag onder klager en voorwaardelijk aanhoudingsverzoek in strafzaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem, waarin een klaagschrift is ingediend door klager met betrekking tot de teruggave van in beslag genomen geldbedragen. De Hoge Raad behandelt twee hoofdpunten: het oordeel van de Rechtbank over de afstand van een deel van het in beslag genomen geld en de vraag of de teruggave aan klager redelijk en maatschappelijk verantwoord is. De Rechtbank had geoordeeld dat klager afstand had gedaan van een bedrag van € 4.500,- en dat teruggave van tenminste € 416.000,- aan anderen dan klager niet onverantwoord was, omdat deze anderen een beter recht hadden. De Hoge Raad corrigeert de Rechtbank door te stellen dat de afstandsverklaring van klager niet geldig was, en dat klager dus niet afstand had gedaan van het geld. Dit leidt tot de conclusie dat de Rechtbank niet onterecht heeft geoordeeld dat het beslag op het geld gerechtvaardigd was, gezien de verklaringen van klager dat het geld van anderen was. De Hoge Raad oordeelt dat het verzuim van de Rechtbank om te beslissen op het voorwaardelijk aanhoudingsverzoek van klager niet leidt tot nietigheid van de procedure, omdat het verzoek niet gemotiveerd was en klager niet heeft aangetoond dat hij door de afwijzing van het verzoek is geschaad. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en bevestigt de beslissing van de Rechtbank.