ECLI:NL:HR:2009:BH9920
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Onpartijdigheid van de rechter in het kader van ontnemingsvorderingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1961, in eerste aanleg door de politierechter werd veroordeeld. De betrokkene heeft in cassatie aangevoerd dat de politierechter niet onpartijdig was, omdat deze zich al een oordeel had gevormd over de betrouwbaarheid van de verklaring van de verdachte voordat het onderzoek ter terechtzitting was gesloten. Dit zou in strijd zijn met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op een onpartijdige rechter waarborgt.
De Hoge Raad oordeelde dat de opmerking van de politierechter, dat zij de verdachte aan zijn verklaring zoals afgelegd bij de politie zou houden, een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor de vrees dat de rechter vooringenomen was. De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven, omdat het Hof deze aanwijzing had miskend. De zaak werd terugverwezen naar de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam voor herbehandeling van de ontnemingsvordering.
De uitspraak benadrukt het belang van de onpartijdigheid van de rechter en de noodzaak dat rechters hun oordeel pas vormen na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de waarborgen van een eerlijk proces onderstreept en de rechten van verdachten beschermt tegen mogelijke vooringenomenheid van rechters.