ECLI:NL:HR:2009:BH0499
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de kwalificatie van commissariaten als winst uit onderneming of loon uit dienstbetrekking
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De belanghebbende, die in 2001 vijf commissariaten vervulde bij beursgenoteerde vennootschappen, ontving een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft het Hof de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarop de belanghebbende een verweerschrift en incidenteel beroep indiende.
Het Hof oordeelde dat de activiteiten van de belanghebbende niet als een onderneming konden worden aangemerkt, omdat er onvoldoende ondernemingsrisico zou zijn. De belanghebbende stelde echter dat de risico's van faillissement en aansprakelijkheid wel degelijk aanwezig waren. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof een te strenge maatstaf heeft aangelegd en dat de door de belanghebbende behaalde inkomsten als winst uit onderneming moeten worden aangemerkt. De Hoge Raad verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond, maar veroordeelt de Staatssecretaris in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de belanghebbende.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak om bij de beoordeling van de kwalificatie van inkomsten als winst uit onderneming of loon uit dienstbetrekking, rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de belastingplichtige en de aard van de werkzaamheden. De Hoge Raad bevestigt dat de kenmerken van de bron van inkomen van de belanghebbende overeenkomen met die van winst uit onderneming, wat leidt tot de conclusie dat de aanslag onterecht was opgelegd.