ECLI:NL:HR:2009:BG9878
Hoge Raad
- Cassatie
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Uitleg van onderworpenheid aan belastingheffing in Sri Lanka en bewijsvoering door belanghebbende
In deze zaak gaat het om de vraag of belanghebbende in 1997 als inwoner van Sri Lanka onderworpen was aan belastingheffing. De Hoge Raad behandelt het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, dat de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen had verminderd tot nihil. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die door de Inspecteur was gehandhaafd. Het Hof oordeelde dat belanghebbende voldoende had aangetoond dat hij meer dan 183 dagen in Sri Lanka had verbleven en dus als 'resident' onderworpen was aan de Sri Lankaanse belastingheffing. De Staatssecretaris stelde dat het Hof ten onrechte de bewijslast bij de Inspecteur had gelegd en dat er meer bewijs nodig was dan de opinie van het IBFD en stempels in het paspoort van belanghebbende.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende aan zijn stelplicht heeft voldaan door te verwijzen naar de opinie van het IBFD, die bevestigde dat hij in 1997 onderworpen was aan belastingheffing in Sri Lanka. De Hoge Raad stelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gegevens over de onderworpenheid onjuist of onvolledig zijn. Het Hof heeft de inhoud van het Sri Lankaanse recht correct weergegeven en de bewijslast niet onterecht bij de Inspecteur gelegd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten.