ECLI:NL:HR:2008:BG4411
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen beschikking van voorzitter gerechtshof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beschikking van de voorzitter van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van 23 mei 2008, waarin het hoger beroep buiten behandeling was gelaten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. de Boorder, stelde middelen van cassatie voor. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde echter tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat volgens artikel 445 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) beroep in cassatie tegen beschikkingen alleen openstaat in de gevallen die in dat wetboek zijn bepaald. Aangezien er geen specifieke bepaling is die het mogelijk maakt om cassatie in te stellen tegen een beschikking van de voorzitter van een gerechtshof, zoals bedoeld in artikel 410a, vierde lid, Sv, kon de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. Dit is in lijn met de parlementaire geschiedenis, waarin is aangegeven dat dergelijke beschikkingen niet vatbaar zijn voor cassatie.
De Hoge Raad heeft derhalve de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. Deze beslissing is genomen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, en is uitgesproken tijdens een openbare zitting.