ECLI:NL:HR:2008:BD7257
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de geschiktheid van een radardetectieapparaat in het kader van het Voertuigreglement
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was veroordeeld voor het rijden met een radarontvangstapparaat in zijn voertuig, in strijd met artikel 5.1.6 van het Voertuigreglement. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof, dat het radardetectieapparaat aanwezig was, niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. Het Hof had vastgesteld dat het apparaat, hoewel niet functionerend, technisch was ontworpen om de aanwezigheid van radarapparatuur aan te tonen. Dit was voldoende voor de bewezenverklaring van de overtreding, ongeacht of het apparaat op het moment van de controle werkte.
Daarnaast werd het verzoek van de verdediging om getuigen te horen over de technische werking van het apparaat door het Hof niet gemotiveerd afgewezen. De Hoge Raad oordeelde echter dat dit verzuim niet tot cassatie leidde, omdat het voor de strafrechtelijke betekenis van de overtreding niet relevant was of het apparaat functioneerde op het moment van de overtreding. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof werd daarmee bevestigd, en de verdachte bleef veroordeeld tot een geldboete van € 300,- of zes dagen hechtenis.