ECLI:NL:HR:2006:AX6420
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Bewijsvoering en geschiktheid van radarontvangstapparaten in verkeerszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 augustus 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor het rijden met een motorrijtuig waarin een radarontvangstapparaat aanwezig was, dat geschikt was om de aanwezigheid van radarapparatuur aan te tonen. De feiten van de zaak dateren van 30 januari 2004, toen de verdachte in Soest werd aangehouden. De verdachte stelde dat het apparaat niet functioneerde en dat hij niet wist dat het aanwezig was. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat voor de bewezenverklaring van de overtreding van artikel 5.1.6 van het Voertuigreglement niet vereist is dat het apparaat daadwerkelijk functioneerde op het moment van de controle. De Hoge Raad bevestigde deze opvatting en oordeelde dat de technische bestemming van het apparaat bepalend is, ongeacht of het defect was of niet. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat het apparaat defect was, niet van belang is voor de strafbaarheid. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof werd daarmee bevestigd, en de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 250,- of vijf dagen hechtenis.