ECLI:NL:HR:2008:BD1101
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en discriminatie bij rendementsgrondslag
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002 werd gehandhaafd. De belanghebbende had op 24 december 2002 een aandeel verkregen in een nalatenschap, maar de Inspecteur had de waarde van deze verkrijging per 31 december 2002 in aanmerking genomen voor de berekening van de rendementsgrondslag, ondanks dat de belanghebbende slechts één week gerechtigd was tot het verkregene. De Hoge Raad oordeelt dat de keuze van de wetgever voor een forfaitair systeem, waarbij het gemiddelde van de rendementsgrondslag aan het begin en einde van het jaar bepalend is, niet in strijd is met de artikelen 26 van het IVBPR en 14 van het EVRM. Het eerste middel in het principale beroep faalt, omdat de wetgever welbewust heeft afgezien van een nadere verfijning op basis van waardeveranderingen gedurende het jaar. Het incidentele beroep van de Staatssecretaris van Financiën wordt gegrond verklaard, omdat de wetstoepassing niet leidt tot verboden discriminatie. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, maar enkel voor zover de Inspecteur is veroordeeld in de proceskosten. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.