ECLI:NL:HR:2008:BC8645
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- B.C. Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Bewijsvoering en tenlastelegging in kinderpornografiezaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juli 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld voor het in bezit hebben van een gegevensdrager met 299 afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij telkens een persoon betrokken was die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op kinderpornografie. De Hoge Raad oordeelde dat de inleidende dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, omdat de term 'afbeelding van een seksuele gedraging' op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekent. Dit leidde tot de conclusie dat de tenlastelegging niet voldoende specifiek was, behalve voor twee in de tenlastelegging feitelijk omschreven afbeeldingen.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kan worden berecht. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak om in de tenlastelegging een duidelijke omschrijving van de betrokken afbeeldingen op te nemen. De Hoge Raad stelde vast dat, hoewel de verdachte had erkend kinderpornografie in zijn bezit te hebben, dit niet automatisch betekende dat deze erkenning betrekking had op alle 299 in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen. De bewijsvoering was onvoldoende om te concluderen dat alle afbeeldingen voldeden aan de criteria voor overtreding van artikel 240b Sr, wat leidde tot de vernietiging van de eerdere uitspraak.