ECLI:NL:HR:2007:BC0658

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/185HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
  • J.C. van Oven
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie en de gevolgen van een nieuwe gezinssituatie voor de onderhoudsplichtige

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2007 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De man, die in 2005 een verzoekschrift indiende bij de rechtbank Assen, vroeg om wijziging van de eerder vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn twee minderjarige kinderen. De rechtbank had in 2004 een bijdrage van € 230,-- per kind per maand vastgesteld, maar de man stelde dat zijn financiële situatie was veranderd door zijn nieuwe gezinssituatie. De rechtbank wijzigde de alimentatie in 2005 naar € 122,-- per kind per maand. De vrouw ging in hoger beroep, en het gerechtshof te Leeuwarden verhoogde de alimentatie voor bepaalde periodes, maar verlaagde deze voor de periode van 1 januari 2006 tot 1 januari 2007 naar € 15,-- per kind per maand, wat leidde tot de cassatie door de vrouw.

De Hoge Raad oordeelde dat het enkele feit dat de man samenwoont met een nieuwe partner niet voldoende is om de kinderalimentatie te verlagen. De belangen van de kinderen moeten voorop staan, en de nieuwe gezinssituatie van de onderhoudsplichtige mag niet ten koste gaan van de financiële ondersteuning die de kinderen nodig hebben. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging tussen de onderhoudsplichtige en de kinderen, vooral in situaties waar nieuwe partners en gezinssituaties een rol spelen.

Uitspraak

21 december 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/185HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. V.K.S. Budhu Lall.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 8 juni 2005 ter griffie van de rechtbank Assen ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, de bij beschikking van de rechtbank van 1 september 2004 vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk tussen partijen geboren minderjarige [kind 1] en [kind 2] (hierna: de kinderen) te wijzigen.
De vrouw heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 7 december 2005 de beschikking van 1 september 2004 gewijzigd in die zin dat de man met ingang van 8 juni 2005 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aan de vrouw een bedrag van € 122,-- per kind per maand dient te betalen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 27 september 2006 heeft het hof de beschikking van de rechtbank van 7 december 2005 vernietigd en, opnieuw beslissende, met wijziging van de beschikking van de rechtbank van 1 september 2004, de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 8 juni 2005 tot 1 januari 2006 bepaald op € 173,-- per kind per maand, en met ingang van 1 januari 2006 tot 1 januari 2007 op € 15,-- per kind per maand en met ingang van 1 januari 2007 op € 207,-- per kind per maand.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel het verzoek af te wijzen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging en verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Uit het huwelijk van partijen zijn twee, thans nog minderjarige, kinderen geboren. Bij beschikking van 1 september 2004, op 13 september 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, heeft de rechtbank echtscheiding tussen partijen uitgesproken. In deze beschikking is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, overeenkomstig het echtscheidingsconvenant van partijen van 3 augustus 2004, bepaald op € 230,-- per kind per maand.
3.2 De man heeft wijziging van de kinderalimentatie verzocht. Aan dit verzoek heeft hij ten grondslag gelegd dat zijn financiële situatie op een aantal punten is gewijzigd. De rechtbank heeft de door de man te betalen kinderalimentatie met ingang van 8 juni 2005, de datum van het inleidend verzoekschrift, vastgesteld op € 122,-- per kind per maand.
3.3 Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de door de man te betalen kinderalimentatie vastgesteld op (i) van 8 juni 2005 tot 1 januari 2006: € 173,-- per kind per maand; (ii) van 1 januari 2006 tot 1 januari 2007: € 15,-- per kind per maand; (iii) vanaf 1 januari 2007: € 207,-- per kind per maand.
Het cassatieberoep heeft uitsluitend betrekking op de voor de onder (ii) genoemde periode vastgestelde kinderalimentatie.
3.4 Het gaat hier om de bepaling van de alimentatie ten behoeve van niet bij de alimentatieplichtige verblijvende kinderen in het geval dat de alimentatieplichtige een nieuwe partner heeft, die volgens de stellingen van de alimentatieplichtige voor levensonderhoud op hem is aangewezen. In een dergelijk geval dienen de belangen van de kinderen te worden afgewogen tegen die van de nieuwe partner. Daarbij moet tot uitgangspunt worden genomen dat het enkele feit dat de alimentatieplichtige zijn leven met een nieuwe partner is gaan delen en zich aldus in een nieuwe gezinssituatie heeft begeven, welke gezinssituatie tot een ongunstiger verhouding tussen inkomsten en uitgaven heeft geleid, onvoldoende is om de ten behoeve van de kinderen verschuldigde alimentatie op een lager bedrag te bepalen dan anders verschuldigd zou zijn, en zo de belangen van de kinderen bij die van de nieuwe partner ten achter te stellen. De omstandigheden van het geval kunnen evenwel anders meebrengen, waarbij met name valt te denken aan de mate waarin de voor de kinderen verlangde alimentatie een redelijk bestaansniveau van het nieuwe gezin zou aantasten, de aanwezigheid van kinderen in het nieuwe gezin en de mogelijkheid voor de alimentatieplichtige en de nieuwe partner om zich door werkzaamheden als van hen kunnen worden gevergd, verdere inkomsten te verwerven (vgl. HR 18 februari 2000, R 99/073, NJ 2000, 308; HR 2 december 1994, nr. 8448, NJ 1995, 287; HR 25 november 1994, nr. 8514, NJ 1995, 286).
3.5 Het hof heeft vastgesteld dat de man sedert 13 januari 2006 samenwoont met zijn nieuwe partner. Vervolgens heeft het hof geoordeeld dat de nieuwe partner, voorzover het de periode van 1 januari 2006 tot 1 januari 2007 betreft, niet als een zelfstandige economische eenheid is te beschouwen, is het voor die periode uitgegaan van de alimentatievrije voet en het draagkrachtpercentage voor een gezin en heeft het de ziektekosten van de nieuwe partner geheel in mindering gebracht op de draagkracht van de man. Een en ander resulteerde voor genoemde periode in een alimentatie van € 15,-- per kind per maand. Uit de pleitnotitie in hoger beroep van de zijde van de vrouw blijkt dat zij naar aanleiding van de stelling van de man dat hij zijn partner dient te onderhouden erop heeft geattendeerd dat de man niet heeft aangevoerd waarom zijn nieuwe partner niet in eigen onderhoud kan voorzien. De vrouw betoogt dat de nieuwe partner niet alles heeft gedaan om in eigen onderhoud te voorzien en gaat ervan uit "dat het onderhoud van de nieuwe partner niet zwaarder hoeft te wegen bij de draagkracht van de man, dan de kinderalimentatie."
3.6 Uit de bestreden beschikking blijkt niet of het hof omstandigheden, als hiervoor in de laatste zin van 3.4 bedoeld, aanwezig heeft geacht noch waarin die (eventuele) omstandigheden zouden bestaan, en evenmin van enige afweging van de belangen van de kinderen en die van de nieuwe partner. Dit in aanmerking genomen, geeft het oordeel van het hof inzake de voor de periode van 1 januari 2006 tot 1 januari 2007 verschuldigde kinderalimentatie blijk van een onjuiste rechtsopvatting, althans is dit oordeel onvoldoende gemotiveerd. Van een onjuiste rechtsopvatting is sprake indien het hof heeft miskend dat het enkele feit dat de man zijn leven met een nieuwe partner is gaan delen en zich aldus in een nieuwe gezinssituatie heeft begeven, onvoldoende is om de ten behoeve van de kinderen verschuldigde bijdrage op een lager bedrag te bepalen dan anders verschuldigd zou zijn, en zo de belangen van de kinderen bij die van de nieuwe partner ten achter te stellen. Indien het hof dit niet heeft miskend, heeft het zijn oordeel onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd, nu het niet duidelijk heeft gemaakt op grond van welke omstandigheid (of omstandigheden) van dit uitgangspunt zou moeten worden afgeweken en derhalve ook niet kenbaar en inzichtelijk heeft gemaakt, ondanks het betoog van de vrouw, zoals weergegeven aan het slot van 3.5, of (en hoe) het in dit geval een belangenafweging heeft gemaakt.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 27 september 2006;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 december 2007.