1 De kinderen zijn geboren in mei 1997 en juli 2000. Zij zijn dus minderjarig. De partijen oefenen samen het gezag over de kinderen uit (art. 1:251 lid 2 BW is hier van toepassing).
2 Het gaat dan om de gedetailleerd uitgewerkte berekeningsgrondslagen en waarderingsmaatstaven van het rapport Alimentatienormen van de Nederlandse vereniging voor Rechtspraak, o.a., en in zijn meest actuele redactie, te raadplegen via www.verenigingvoorrechtspraak.nl .
3 Zie ook het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in appel van 11 juli 2006.
4 Het cassatierekest is op 21 december 2006 ingediend. De beschikking van het hof is van 27 september 2006.
5 In HR 18 februari 2000, NJ 2000, 308, rov. 3.4 ging het om bijdragen ter delging van door de nieuwe partner (in het verleden) aangegane schulden, en dus niet om "levensonderhoud" stricto sensu.
6 Het cassatierekest verwijst in dit verband ook naar de in de vorige voetnoot genoemde beschikking van de Hoge Raad; en inderdaad wordt in rov. 3.4 daarvan, met verwijzing naar de beschikkingen van november/december 1994, de in die beschikkingen tot uitdrukking komende rechtsleer herhaald.
7 Hier wordt overwogen: "door werkzaamheden als van hen kunnen worden gevergd". Ik vermoed dat daarmee niet bedoeld is dat andere potentiële bronnen van inkomen of draagkracht (zoals: vermogen), hier buiten beschouwing kunnen blijven.
8 De Boer schrijft ervan (in zijn noot bij NJ 1995, 287, alinea 9; zie echter ook Asser-De Boer, 2006, nr. 1033, laatste subalinea en Personen- en Familierecht (losbl.), Wortmann, Art. 397, aant. 1 onder b) (p. Art. 307 - 24-30 e.v.)): "Al met al lijkt op subtiele wijze - voor sommigen waarschijnlijk te subtiel - de kinderalimentatie toch een streepje voor te hebben behouden.".
9 Ik denk dat een prealabele voorwaarde voor het in aanmerking nemen van lasten ten nadele van de draagkracht is, dat het om redelijke lasten moet gaan. Pas als aan die "voorwaarde vooraf" is voldaan, komen de afwegingsregels die de Hoge Raad heeft geformuleerd, voor toepassing in aanmerking.
10 In overeenkomstige zin De Boer, noot bij NJ 1995, 287, alinea 8.
11 Hierbij kan men zich natuurlijk afvragen of het nog verschil maakt of het om vóórkinderen van de alimentatieplichtige zelf, of van diens nieuwe partner, of om kinderen van de nieuwe partners samen gaat. Aangezien in deze zaak geen kinderen in het nieuwe gezin aan de orde zijn, laat ik deze vraag graag onbeantwoord.
12 Voor de nieuwe partner moet men hier misschien nog een omweggetje maken: voorzover deze in eigen levensonderhoud kan voorzien is niet redelijk dat er een beroep op ondersteuning door de andere partner wordt gedaan, en kunnen de uitgaven die in strijd hiermee worden "opgevoerd" daarom niet worden aanvaard.
13 De Boer, noot bij NJ 1995, 287, alinea 8 oppert dat hier bedoeld kan zijn dat van de alimentatieplichtige (en misschien ook van diens partner) een extra inspanning mag worden gevergd om aan de gespannen inkomenssituatie tegemoet te komen - dus om méér inkomen te genereren dan anders van de betrokkenen verlangd zou mogen worden.
14 Er zijn omstandigheden denkbaar waaronder "de feiten voor zich spreken", en verdere motivering daarom achterwege kan blijven.
15 Daarbij kan natuurlijk wel worden volstaan met het aangeven van die belangen die de weging vooral hebben bepaald, en hoeft niet op alle detailargumenten te worden ingegaan. Ik zie hier geen andere motiveringseis voor mij, dan er gewoonlijk geldt als de rechter aan de hand van door partijen voor te dragen gegevens een belangenafweging moet maken.
16 Let wel, ik bedoel niet te suggereren dat deze stelling ontijdig zou zijn aangevoerd. Blijkens het verweerschrift/incidenteel beroepsschrift zou de samenwoning pas in januari 2006 zijn aangevangen - na de beschikking uit de eerste aanleg (van december 2005). [De man] kon dit gegeven dus moeilijk eerder in het geding brengen. Ik wil slechts aangeven dat er in het geding maar voor een beperkt debat over dit onderwerp ruimte was (en dat die dienovereenkomstig beperkt is benut).
17 Proces-verbaal van de mondelinge behandeling in appel (van 11 juli 2006), p. 2 bovenaan en p. 3 en 4 onderaan.
18 Proces-verbaal van de mondelinge behandeling in appel (van 11 juli 2006), p. 4, voorlaatste alinea.