ECLI:NL:HR:2007:BB4977

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/200HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
  • E.J. Numann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kostenveroordeling in incidenteel hoger beroep na geschil over achterstallige betalingen na overgang van onderneming

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Datacount Register Informatici Holding B.V. (hierna: Datacount) en Fujitsu Services B.V. (voorheen ICL Nederland B.V.) (hierna: ICL) over achterstallige betalingen aan werknemers na de overgang van onderneming. ICL had Datacount gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht, waarbij zij vorderingen indiende voor niet uitgekeerde vakantiedagen, vakantietoeslag, provisie en salaris. De rechtbank wees de vorderingen af, waarna ICL in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Amsterdam. Datacount stelde voorwaardelijk incidenteel hoger beroep in tegen het tussenvonnis van de rechtbank. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen en veroordeelde Datacount tot betaling van een bedrag van € 52.119,81 aan ICL, maar verwierp het incidentele hoger beroep van Datacount.

Datacount ging in cassatie tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van Datacount niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. De Hoge Raad vernietigde echter de kostenveroordeling in het incidentele hoger beroep, omdat het hof ten onrechte had geoordeeld dat Datacount in de kosten van het incidenteel hoger beroep moest worden veroordeeld. De Hoge Raad veroordeelde Datacount in de kosten van het geding in cassatie, maar deze werden begroot op nihil aan de zijde van ICL.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot kostenveroordelingen in incidentele hoger beroepen, vooral in gevallen waar de verwerping van verweren niet automatisch leidt tot een kostenveroordeling voor de partij die het incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.

Uitspraak

30 november 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/200HR
MK/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DATACOUNT REGISTER INFORMATICI HOLDING B.V.,
gevestigd te Wierden,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,
t e g e n
FUJITSU SERVICES B.V., voorheen genaamd ICL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Maarssen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Datacount en ICL.
1. Het geding in feitelijke instanties
ICL heeft bij exploot van 18 mei 1993 Datacount gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht en gevorderd, kort gezegd, Datacount te veroordelen om aan ICL te betalen een bedrag van ƒ 120.731,23 bruto wegens niet uitgekeerde vakantiedagen, vakantietoeslag, niet uitgekeerde provisie en niet uitgekeerd salaris en een bedrag van ƒ 16.972,50 netto wegens niet uitgekeerde onkostenvergoeding en niet uitgekeerd salaris, met kosten.
Datacount heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na een tussenvonnis van 2 november 1994, bij eindvonnis van 6 januari 1999 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft ICL hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Datacount heeft, mede tegen het tussenvonnis van de rechtbank, voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Na tussenarresten van 23 maart 2000, 16 november 2000, 1 mei 2003 en 7 oktober 2004 heeft het hof bij eindarrest van 13 april 2006 in het principale hoger beroep de bestreden vonnissen vernietigd, en opnieuw rechtdoende, Datacount veroordeeld aan ICL te voldoen een bedrag van € 52.119,81 en in het incidentele hoger beroep het beroep verworpen.
De tussenarresten van het hof van 23 maart 2000 en 7 oktober 2004, alsmede het eindarrest van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen deze arresten van het hof heeft Datacount beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen ICL is verstek verleend.
De zaak is voor Datacount toegelicht door haar advocaat en door mr. M.S. Goeman, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot vernietiging van het arrest van 13 april 2006, doch uitsluitend wat betreft de kostenveroordeling in het incidenteel hoger beroep, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De in de onderdelen 1 en 2 aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2 Het hof heeft Datacount veroordeeld in de kosten van het door haar ingestelde (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep. Die beslissing wordt terecht door onderdeel 3 bestreden. Naar vaste jurisprudentie kan de omstandigheid dat Datacount in eerste aanleg gevoerde verweren in de vorm van een (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep onder de aandacht van het hof heeft gebracht, niet ertoe leiden dat verwerping van die verweren - en dientengevolge de verwerping van het incidenteel hoger beroep - Datacount op een kostenveroordeling komt te staan.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 13 april 2006, doch uitsluitend wat betreft de kostenveroordeling in het incidenteel hoger beroep;
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt Datacount in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ICL begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 30 november 2007.