ECLI:NL:HR:2007:BA5803
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van partner- en kinderalimentatie na echtscheiding met betrekking tot behoeftebepaling en draagkrachtberekening
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de vaststelling van partner- en kinderalimentatie na hun echtscheiding. De man heeft op 26 juli 2004 de rechtbank Rotterdam verzocht om echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen. De rechtbank heeft op 13 mei 2005 de echtscheiding uitgesproken en de alimentatieverplichtingen van de man vastgesteld. Hij moest een bijdrage van € 2.500,-- per maand aan de vrouw betalen, evenals bijdragen voor hun kinderen van respectievelijk € 488,-- en € 745,-- per maand. De man ging in hoger beroep tegen deze beschikking, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage bekrachtigde de beslissing op 9 augustus 2006. Hierop heeft de man cassatie ingesteld.
De Hoge Raad behandelt de zaak en oordeelt dat de beoordeling van de draagkracht van de man en de behoefte van de vrouw aan de feitenrechter is voorbehouden. De man betwist de hoogte van het inkomen dat het hof heeft vastgesteld en stelt dat hij zijn jaarwinst moet aanwenden voor het aflossen van schulden. De Hoge Raad oordeelt dat het hof voldoende inzicht heeft gegeven in zijn overwegingen en dat de stellingen van de man niet afdoen aan de vastgestelde draagkracht.
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 19 oktober 2007 door vice-president D.H. Beukenhorst en de raadsheren E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven en W.D.H. Asser.