ECLI:NL:HR:2007:AZ1715
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van tariefgroep III in het successierecht
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, een nicht van de erflater, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een aanslag in het recht van successie die aan belanghebbende is opgelegd naar aanleiding van de verkrijging uit de nalatenschap van haar oom in 2001. De Inspecteur handhaafde de aanslag na bezwaar, waarna het Hof het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft cassatie ingesteld, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende. De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen concludeerde tot ongrondverklaring van het beroep in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever in redelijkheid heeft kunnen besluiten om verkrijgingen door kinderen van broers of zusters niet als gelijke gevallen aan te merken als verkrijgingen door verkrijgers in tariefgroep I of II. De wetgever heeft ruime beoordelingsvrijheid bij het indelen van belastingplichtigen in tariefgroepen. De wijziging van de tariefgroepen in 1980, waarbij de aparte tariefgroep voor kinderen van broers of zusters verviel, is niet in strijd met de relevante mensenrechtenverdragen. De Hoge Raad concludeert dat de middelen van belanghebbende falen, omdat de wetgever niet onredelijk heeft gehandeld bij het vaststellen van de tarieven.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 19 oktober 2007.