ECLI:NL:GHSHE:2020:395
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schenkbelasting en toepassing van vrijstellingsbepaling
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil inzake schenkbelasting. De belanghebbende ontving in 2016 een schenking van haar tante, die door de inspecteur met 30% schenkbelasting werd belast. De belanghebbende stelde dat de schenking op grond van artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) met 10% belast diende te worden, maar het Hof verwierp deze stelling. Ook het beroep op de vrijstellingsbepaling van artikel 33, aanhef en onder 8, van de Successiewet 1956 werd afgewezen. Het Hof oordeelde dat de inspecteur de aanslag terecht had opgelegd en dat de vrijstellingsbepaling niet van toepassing was. De belanghebbende had in 2016 een aantal bedragen geleend van haar tante, die op 28 december 2016 zijn kwijtgescholden, wat resulteerde in een schenking van € 100.000. Na bezwaar werd de belaste verkrijging verlaagd naar € 50.378, maar het bezwaar tegen het toegepaste tarief van 30% werd afgewezen. Het Hof concludeerde dat de wetgever bij het indelen van belastingplichtigen in tariefgroepen een ruime beoordelingsvrijheid heeft en dat de indeling in tariefgroepen niet in strijd is met het EVRM. De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond werd verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.