ECLI:NL:HR:2007:AY8480
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Aanslag inkomstenbelasting en buitengewone lasten in verband met ziekte
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd over het jaar 1997, naar een belastbaar inkomen van ƒ 61.553. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verminderde tot ƒ 59.512. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat de vraag centraal staat of de uitgaven voor zwemmen en yortgymnastiek van belanghebbende kunnen worden aangemerkt als uitgaven voor geneeskundige hulp, zoals bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof had geoordeeld dat de activiteiten op medisch voorschrift en onder medische controle plaatsvonden, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze vaststelling onvoldoende is om de kosten als buitengewone lasten in aftrek te brengen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad benadrukt dat voor de kwalificatie van de uitgaven als geneeskundige hulp, de activiteiten onder rechtstreeks toezicht of begeleiding van een (para)medicus moeten plaatsvinden. De enkele verklaring van de huisarts dat de activiteiten onder medische controle plaatsvonden, biedt onvoldoende grond voor het oordeel van het Hof. De Hoge Raad concludeert dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven en dat de zaak moet worden verwezen voor verdere beoordeling.