2.1 Belanghebbende is geboren in 1946 en gehuwd met X-Y. Belanghebbende heeft twee kinderen, namelijk B, geboren in september 1985, en C, geboren in maart 1987.
2.2 In zijn aangifte IB/PVV 1999 heeft belanghebbende een bedrag van
ƒ 4.985 aan buitengewone lasten opgevoerd. De buitengewone lasten bestonden – voor zover hier van belang – uit de volgende kosten: ƒ 269 voor maaltijden, genoten door belanghebbendes zoon C (hierna: C), in het D-centrum, ƒ 1.819,20 voor reiskosten in verband met de dagelijkse behandeling van C in het D-centrum, ƒ 740 wegens het volgen van zwemlessen door belanghebbende, ƒ 374 in verband met deelname aan Yortgymnastiek door belanghebbende en ƒ 318,60 aan reiskosten door belanghebbende gemaakt in verband met genoemde deelname aan Yortgymnastiek en zwemlessen.
2.3 In de brief van 4 juni 2002 van huisarts E te Q staat – voor zover van belang – vermeld:
“Hij gebruikt geen medicatie. Wel is hem geruime tijd geleden (eind tachtiger jaren) aangeraden ontspanningsactiviteiten te verrichten.
Op medisch voorschrift en onder medische controlen gaat hij regelmatig zwemmen en doet aan York gymnastiek.”
2.4 De brief van 19 mei 2005 van huisarts E te Q behelst – voor zover van belang – het volgende:
“Hij gebruikt geen medicatie. Wel is hem geruime tijd geleden (eind tachtiger jaren) verplicht om ontspanningsactiviteiten te verrichten. Op medisch voorschrift en onder medische controle gaat hij regelmatig zwemmen en doet hij aan Yort gymnastiek.
Daarnaast heb ik hem vanaf 1993 periodiek doorverwezen naar de fysiotherapeut. De behandelingen aldaar hebben plaats gevonden op medische voorschrift en onder medische controle.”
2.5 Belanghebbende zwom 1 à 2 keer per week, op zaterdagmiddag rond 16.00 uur en op zondagochtend rond 10.00 uur. De zwemlessen vonden plaats in verenigingsverband en hadden een duur van gemiddeld drie kwartier. De zwemlessen vonden plaats met andere mensen te samen, voornamelijk kinderen. De deelnemers aan de zwemlessen bestonden uit zowel gezonde personen als personen met een aanpassing.
2.6 Als gevolg van zijn zwakke spierstelsel kon belanghebbende niet meekomen met de volwassenen. Na een aantal pogingen is het belanghebbende gelukt de diploma’s “recreatief zwemmen 1, 2 en 3” te behalen.
2.7 De zwemlessen werden verzorgd door twee badmeesters. Deze badmeesters hadden veel ervaring met mensen met een aanpassing. Zij gaven tijdens de zwemlessen meer uitleg, hielden meer toezicht en gaven de deelnemers meer begeleiding dan bij een reguliere zwemles werd gegeven.
2.8 Tijdens de zwemlessen was het zwemwater verwarmd tot 39 ºC. Tevens was de zwembadvloer op een hoger niveau ingesteld zodat de deelnemers aan de zwemles altijd konden gaan staan.
2.9 Tussen de badmeesters en de huisarts van belanghebbende vond geen terugkoppeling plaats aangaande de verrichtingen van belanghebbende. Belanghebbende heeft zijn huisarts verschillende malen verzocht de effecten van de verrichtingen te controleren. De huisarts is niet op dit verzoek ingegaan. Hij wilde slechts volstaan met het afleggen van de medische verklaringen van 4 juni 2002 en 19 mei 2005, welke verklaringen tot de stukken van het geding behoren.
2.10 Yortgymnastiek is gericht op het versterken van de spieren. Tevens worden er ontspanningsoefeningen gedaan. Yortgymnastiek kan zowel door gezonde personen als door personen met een aanpassing worden beoefend. De Yortgymnastiek vond in groepsverband plaats. Het aantal deelnemers wisselde. De vaste kern van deelnemers bedroeg circa zes personen. Tijdens de groepslessen werd door de Yortbegeleider persoonlijke aandacht gegeven aan de individuele deelnemer die moeite had met het uitvoeren van bepaalde oefeningen. De extra aandacht werd verleend op aanvraag van de deelnemer dan wel op eigen initiatief van de Yortbegeleider wanneer deze constateerde dat de deelnemer moeite had met de oefeningen. Tijdens de Yortlessen werd gebruik gemaakt van gymtoestellen. De Yortbegeleider had een soort band ontwikkeld waarmee de deelnemers tijdens de vakantieperiode ook thuis konden oefenen om te voorkomen dat de deelnemers terug zouden vallen op hun oude niveau.
2.11 De Yortbegeleider had een opleiding tot Yortinstructeur genoten. Hij had geen (para)medische opleiding genoten.
2.12 Belanghebbende heeft de Yortbegeleider gevraagd of hij contact wilde opnemen met de huisarts. De Yortbegeleider heeft hem toen te kennen gegeven dat hij de huisarts had gesproken doch achteraf is gebleken dat dit niet het geval was.
2.13 De huisarts heeft belanghebbende bij meerdere consulten gevraagd of hij nog aan Yortgymnastiek en zwemmen deed. De huisarts heeft dit nooit gecontroleerd.