ECLI:NL:HR:2006:AZ3287
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep bij gebruik van valse naam door verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2006 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat was ingesteld door een verdachte die een valse naam had opgegeven. De verdachte, aangeduid als 'NN, zich noemende [verdachte]', had in het hoger beroep niet zijn ware persoonsgegevens bekendgemaakt. Het Hof had eerder vastgesteld dat de ter terechtzitting verschenen verdachte niet de persoon was die hij beweerde te zijn. De Hoge Raad herhaalde de relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (HR NJ 2001, 499) en oordeelde dat een rechtsmiddel slechts kan worden aangewend onder bekendmaking van de ware persoonsgegevens van de verdachte. Aangezien de verdachte in zijn akte van cassatie dezelfde valse naam had gebruikt, kon hij niet in het cassatieberoep worden ontvangen. De Hoge Raad verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof werd bevestigd. Deze beslissing benadrukt het belang van het correct indienen van rechtsmiddelen en de noodzaak om de juiste persoonsgegevens te verstrekken, zoals voorgeschreven in de artikelen 449-452 van het Wetboek van Strafvordering.